vrijdag 23 december 2016

Kerstboom versieren

Papa zet de kerstboom op. ‘Zo, die staat,’ zegt papa. Het is een mooie grote boom. Maar Job zegt beteuterd: ‘De kerstboom staat scheef.’ Papa doet een stap naar achteren en kijkt naar de kerstboom. ‘Ik zie het,’ zegt papa. Hij trekt aan de stam van de boom.  ‘Nu staat hij recht,’ zegt papa tevreden. 
Naast de kerstboom staat de doos met kerstspullen. Jelle pakt de kerstballen uit de doos en vraagt: ‘Gaan we de kerstboom versieren?’ Job pakt de piek uit de doos en roept:  ‘Ik wil de piek bovenop de kerstboom zetten!’

Maar Job en Jelle moeten nog even wachten. ‘De lampjes liggen nog op zolder,’ zegt papa. Papa loopt naar de zolder om de lampjes te halen. Job wil niet op papa wachten. ‘Ik zet de piek er alvast op,’ zegt Job tegen zijn broertje. Job gaat op zijn tenen staan en strekt zijn arm uit. Maar de kerstboom is te hoog. Job kan niet bij het topje van de kerstboom.   

Jelle wil ook niet op papa wachten. ‘Deze bal hang ik hoog in de kerstboom,’ zegt Jelle.  Hij gaat ook op zijn tenen staan. Jelle probeert de kerstbal om een takje te hangen. Maar het lukt niet. De kerstbal glijdt van het takje en valt op de grond. Jelle schrikt. ‘Gelukkig is de kerstbal niet kapot,’ stelt Job zijn broertje gerust. Job heeft een idee, hij pakt de kruk. Zouden ze er nu wel bij kunnen?

Job klimt op de kruk. Maar Jelle wil ook op de kruk. ‘Jelle, we passen niet samen op de kruk,’ zegt Job en hij duwt Jelle zachtjes opzij. ‘Ik wil ook op de kruk!’ zegt Jelle. Boos trekt Jelle aan de arm van Job. Job duwt zijn broertje weg. Dan gaat het mis. Job en Jelle vallen zo tegen de kerstboom aan. Geschrokken kijken de broertjes naar de kerstboom. ‘Oh nee!’ zegt Job. ‘De kerstboom staat helemaal scheef.’ 

Dan komt papa de kamer binnen. Met de lampjes. ‘Wat is hier gebeurd?’ vraagt papa verbaasd. ‘De kerstboom staat helemaal scheef!’ ‘Ik heb niks gedaan,’ zegt Job snel. ‘Ik ook niet,’ zegt Jelle. ‘Dat is vreemd,’ zegt papa. ‘Is Aap dan in de boom geklommen?’ Jelle kijkt naar zijn knuffel aap die onder de boom ligt. Dan knikt Jelle. ‘Ja! Het was die stoute Aap,’ roept Job. ‘Moet Aap nu in de hoek?’ Papa pakt de knuffel en zet hem in de hoek. ‘Je mag niet in de kerstboom klimmen,’ zegt papa streng. En dan zet papa de kerstboom weer recht. 

‘Papa, Aap kan niet klimmen!’ fluistert Jelle. ‘Kan aap niet klimmen?’ vraagt papa verbaasd. ‘Maar ben jij dan een kleine jokkebrok?’ Jelle knikt. ‘Ik ben ook een jokkebrok,’ zegt Job zachtjes. ‘Wij zijn tegen de kerstboom gevallen.’ ‘Nou, haal Aap dan maar snel uit de hoek’ zegt papa. ‘En zeg maar even sorry!’ 

Dan gaan ze de kerstboom versieren. Papa tilt Jelle op en samen hangen ze de kerstbal hoog in de boom. En Job klimt als een aapje op de schouders van papa. En heel voorzichtig zet hij de piek bovenop de kerstboom. Helemaal recht! 


vrijdag 9 december 2016

Kerstboom


Buiten is het donker. De maan schijnt en de straatlantaarns zijn aan. Het is al bedtijd, maar Job en Jelle zijn nog wakker. Ze zijn op weg naar de grote kerstboom in de stad. Want vanavond gaan de lampjes aan.

‘Ik vind het wel een beetje spannend,’ zegt Job. ‘In het donker over straat.’ Job houdt de hand van papa stevig vast. Jelle zit in de kinderwagen. En mama duwt. Jelle kijkt met grote ogen om zich heen, hij is nog niet moe. ‘Daar is de kerstboom!’ juicht Jelle. Een grote boom is mooi verlicht door allemaal kleine lampjes. ‘Dat is geen kerstboom,’ zegt Job. ‘Dat is gewoon een boom met lampjes.’ Voor Jelle is het een kerstboom.

Onderweg komen ze heel veel verlichte bomen tegen. En achter de ramen van de huizen zien ze ook echte kerstbomen staan. Er is zelfs een huis met een verlichte arrenslee op het dak. Het ziet er erg mooi uit op straat. Job vindt het niet meer spannend in het donker. Hij huppelt vrolijk over de stoep. En Jelle klapt blij in zijn handjes als hij weer een kerstboom ziet. 

Al snel lopen ze de stad in. Het ruikt heerlijk als ze langs de oliebollenkraam lopen. ‘Mag ik een oliebol?’ vraagt Job. Maar Job mag geen oliebol. ‘Morgen zal ik oliebollen halen,’ zegt mama. Er staat een rij en mama wil niet te laat komen bij de kerstboomontsteking.

Het is een bijzondere avond. Er lopen veel mensen, de winkelstraten zijn mooi verlicht, er zijn gezellige kraampjes met lekker eten en er is kerstmuziek. Jelle zit in de kinderwagen en zijn oogjes vallen bijna dicht. Zou hij dan toch een beetje moe zijn? Maar dan zit hij ineens rechtop en roept enthousiast: ‘Kijk! Een trein!’ Het kersttreintje rijdt langs en Jelle zwaait vrolijk naar de mensen in het treintje. ‘Willen jullie ook in het treintje?’ vraagt papa. ‘Straks,’ antwoordt Job. ‘Ik wil eerst naar de grote kerstboom.’ ‘Ja! Naar de grote kerstboom!’ roept ook Jelle.
Dan zijn ze bij de grote kerstboom. Job en Jelle kijken omhoog. ‘Deze kerstboom is bijna net zo hoog als het stadhuis,’ zegt Job vol bewondering. De kerstboom is nog donker. ‘Waar zijn de lampjes?’ vraagt Jelle beteuterd. ‘De lampjes zitten in de kerstboom,’ antwoordt mama. ‘Maar we moeten nog even wachten totdat de lampjes aan gaan.’ Jelle vindt deze grote donkere kerstboom maar saai.

Job vindt het niet saai. Er worden kerstkoekjes uitgedeeld. En Job zingt zachtjes mee met de kerstliedjes die worden gezonden. Dan stopt de muziek en is het helemaal stil. Nu gaat het gebeuren. Alle mensen kijken naar de kerstboom en tellen af:  ‘Drie. Twee. Een. Wauw!’ De lampjes branden. Wat ziet dat er mooi uit! Job kan zijn ogen niet van de kerstboom afhouden. Hij ziet hele grote kerstballen, mooie slingers, kerststerren en helemaal bovenin het puntje ziet hij de piek. Het is prachtig.

En Jelle? Jelle ziet helemaal niets. Jelle is in slaap gevallen. Hij droomt over een mooi verlichte kerstboom. En van een ritje in het kersttreintje. 

vrijdag 25 november 2016

Sinterklaas


‘Kijk! De boot van Sinterklaas!’ roept Jelle blij. Hij zwaait enthousiast naar de boot die in de verte aan komt varen. Jelle zit op de schouders van mama. Er wachten heel veel mensen op Sinterklaas. En nu kan Jelle over alle mensen heen kijken. Job ziet de boot niet. ‘Til me op!’ roept Job en hij trekt ongeduldig aan de jas van  papa. ‘Ik wil Sinterklaas ook zien!’ Papa tilt Job op zijn schouders. Job tuurt over het water. En dan ziet hij in de verte de pakjesboot. ‘Maar ik zie Sinterklaas helemaal niet,’ zegt Job teleurgesteld. De boot is te ver weg. Job en Jelle moeten nog even wachten.

De pakjesboot komt steeds dichterbij. En dan zien ze Sinterklaas en de pieten op het dek staan. Job en Jelle zwaaien zo hard als ze kunnen. En Sinterklaas en de pieten zwaaien terug. Job en Jelle voelen kriebels in hun buik.  ‘Mag ik Sinterklaas een handje geven?’ vraagt Jelle aan mama. ‘Als Sinterklaas langs loopt dan kan je hem misschien wel een handje geven,’ antwoordt mama. ‘Krijgen we ook pepernoten? vraagt Job aan papa. ‘Dat zullen we zo zien,’ zegt papa. ‘Kijk, ze zijn al uit de boot gestapt.’ Daar lopen Sinterklaas en de pieten. ‘Zet me maar weer op de grond,’ zegt Job. Papa tilt Job van zijn schouders. En Job kruipt tussen alle mensen door naar voren. Hij gaat op zoek naar pepernoten.

Jelle zwaait vrolijk naar Sinterklaas.  Maar dan is Sinterklaas ineens heel erg dichtbij. Mama tilt Jelle van haar schouders en zet hem op de grond. Vlak voor Sinterklaas. Jelle zwaait niet meer. En hij durft ook niet meer naar Sinterklaas te kijken. Sinterklaas strekt zijn arm uit om Jelle een handje te geven. Maar Jelle durft niet. Hij draait zich om en kruipt weg in de armen van mama. Sinterklaas een handje geven is toch een beetje eng. Sinterklaas zegt: ‘Piet, geef deze kleine vriend maar wat pepernoten’ En Piet stopt pepernoten in het handje van Jelle. Dat lust Jelle wel.

Dan komt Job aangerend en roept: ‘Kijk eens hoeveel pepernoten ik al heb gehad!’ Job zijn zakken zitten vol met pepernoten. Maar Job wil nog meer pepernoten. Als hij nog een piet ziet rent hij erop af. Maar Job kijkt niet goed uit. BOEM! Ineens zit Job op zijn billen. Job is heel hard tegen Sinterklaas aan gerend. Job schrikt.  Zou Sinterklaas boos zijn? Maar Sinterklaas lacht vriendelijk. Dan pakt Sinterklaas de hand van Job en helpt hem opstaan. Job glundert. Hij heeft Sinterklaas een hand gegeven!

Als ze later naar huis lopen vraagt papa: ‘Wat vonden jullie van de intocht? ‘Leuk!’ juichen de broertjes. ‘Want ik heb Sinterklaas een hand gegeven!’ zegt Job trots. En Jelle roept blij: ‘Sinterklaas is heel lief. En hij is mijn vriend!’

vrijdag 11 november 2016

Jarig


Jarig

‘Hieperdepiep hoera!’ roepen papa en mama vrolijk. Job en Jelle lopen voorzichtig de trap af. Ze zien dat de kamer is versierd met ballonnen en slingers. En papa en mama staan onderaan de trap met kadootjes. Vandaag is Job jarig. Job vindt jarig zijn best spannend. Hij blijft op de trap zitten. Jelle loopt blij de trap af en vraagt: ‘Ben ik jarig?’

‘Nee kleine jongen,’ antwoordt mama, ‘vandaag is je grote broer jarig.’ Jelle luistert niet naar mama en pakt nieuwsgierig een kadootje. Papa zegt tegen Job: ‘Kom maar naar beneden. We hebben kadootjes voor onze jarige Job!’ Papa heeft een heel groot kado in zijn handen. Wat zou daar in zitten?  Job is erg benieuwd naar zijn kadootjes en loopt snel de trap af.  

‘Jelle, geef je dat kadootje aan je broer?’ vraagt mama. ‘Ik ben toch jarige Jelle!’ zegt Jelle met een lief stemmetje. Jelle houdt het kadootje stevig vast. ‘Jij bent geen jarige Jelle,’ zegt Job. ‘Ik ben jarige Job!’ Job pakt het kadootje uit de handjes van Jelle. Jelle huilt. Jelle wil ook een kadootje. ‘Mag Jelle je helpen met uitpakken?’ vraagt mama aan Job. Job kijkt naar het grote kado in de handen van papa. Hij kan wel wat hulp gebruiken bij het uitpakken van zo’n groot kado. ‘Zullen we samen het grote kado uitpakken?’ vraagt Job aan zijn broertje.  Dat wil Jelle wel!

Papa legt het grote kado in de kamer. Job en Jelle scheuren het mooi gekleurde kadopapier los. Het is best spannend om kadootjes uit te pakken. Wat zit er toch in? Dan zien ze het! ‘Een racebaan!’ juicht Job enthousiast. Jelle springt op en neer en roept: ‘Jippie! Een racebaan!’ Job kijkt aandachtig naar zijn nieuwe racebaan. Deze racebaan wilde hij heel graag hebben. Maar Jelle is al weg om het volgende kado te halen.

Job en Jelle pakken samen alle kadootjes uit. Job is erg blij met zijn nieuwe speelgoed. En Jelle is blij dat hij het speelgoed mocht uitpakken. Jelle vindt het uitpakken van kadootjes het aller leukst.

Dan pakt mama een verjaardagshoedje. ‘Een mooi hoedje voor onze jarige Job,’ zegt mama. Maar Job wil geen hoedje op. ‘Ik ben te groot voor een hoedje,’ zegt Job. ‘Geef dat hoedje maar aan Jelle.’  Jelle straalt van geluk. Mag hij die mooie verjaardagshoed echt op?

Jelle gaat op de versierde verjaardagstoel zitten. En Job zet de verjaardagshoed op Jelle zijn hoofd. En mama lacht: ‘Nu lijkt het wel  een jarige Job én een jarige Jelle!’

vrijdag 28 oktober 2016

Kabouters


Het is herfst. Het bos ziet er mooi uit. De blaadjes aan de bomen zijn rood en geel. Job en Jelle lopen over het bospad. Papa en mama lopen ook over het bospad. ‘Kijk, een eikel!’ zegt Jelle en hij pakt het van de grond. ‘Dat is geen eikel,’ zegt Job, ‘dat is een dennenappel.’ Jelle kijkt nog eens goed en zegt: ‘Mama, dit is toch een eikel?’

‘Dat is een dennenappel,’ antwoordt mama. ‘Verderop staat een eikenboom. Kom maar mee, dan laat ik je zien wat een eikel is.’ Onder de eikenboom liggen allemaal kleine nootjes met een hoedje op. ‘Dit zijn eikeltjes!’ roept Job enthousiast. ‘En weet je ook door wie de eikeltjes gegeten worden?’ vraagt papa. Job denkt even na en dan weet hij het: ‘Eekhoorntjes!’ Jelle denkt ook na en roept dan: ‘Kaboutertjes!’

‘Haha, kabouters bestaan niet,’ lacht Job. Maar Jelle weet zeker dat er kabouters in het bos wonen. ‘Kabouters wonen in de paddenstoelen,’ zegt Jelle. ‘Niet waar,’ zegt Job. ‘Wel waar!’ roept Jelle boos. ‘Geen ruzie maken,’ zegt mama. ‘Laten we de paddenstoelen gaan zoeken. Dan kijken we of er kaboutertjes in wonen.’ Dat is een goed idee.

De jongens gaan van het bospad af. Ze klauteren over takken en rennen over het mos. Dan schreeuwt Job: ‘Ik heb ze gevonden!’ ‘Ja! Kabouters!’ roept Jelle blij. ‘Nee gekkie, de paddenstoelen!’ lacht Job. Job heeft een groepje paddenstoelen gevonden. Papa en mama komen ook kijken.  ‘Ik zie geen deurtje,’ zegt papa, ‘en ook geen ramen.’ En mama zegt: ‘Hier wonen geen kaboutertjes.’

Jelle kijkt verdrietig. Maar dan zegt hij: ‘Deze paddenstoelen zijn niet rood. En ze hebben geen witte stippen. Dit is geen kabouterhuisje.’ ‘Dan zoeken we verder,’ zegt Job. Job vindt paddenstoelen zoeken wel een leuk spelletjes. Ze zoeken overal. Achter de bomen, onder de takken, tussen de stuiken. Job klimt zelfs in de bomen. En Jelle graaft in het zand. Maar rood met witte paddenstoelen vinden ze niet. De kabouterhuisjes zijn goed verstopt.

Dan moet Job plassen. Hij loopt naar een dicht begroeid plekje waar niemand hem kan zien.  Verscholen achter de boom ziet Job een paddenstoel. De paddenstoel is rood met witte stippen. ‘Kom snel hier!’ schreeuwt Job uitbundig. Papa, mama en Jelle komen snel kijken.

‘Ja! Kabouters!’ juicht Jelle als hij de rood met witte paddenstoel ziet. Maar ook deze paddenstoel heeft geen deurtje. En ook geen raampjes. ‘Hier wonen ook geen kabouters,’ zegt papa. ‘Ik denk dat kabouters niet bestaan,’ zegt mama. Mama knuffelt Jelle. En Jelle fluistert zachtjes in haar oor: ‘Ik denk het ook niet.’ ‘Ik zei het toch!’ zegt Job, 'kabouters bestaan niet. Maar de volgende keer gaan we weer kabouters zoeken. Want kabouters zoeken was super leuk!’  


vrijdag 14 oktober 2016

Hut

Achter het huis van Job en Jelle is een speeltuin. Het is daar erg leuk. Er staat een schommel, een wip en een glijbaan. Maar het leukste zijn de bomen en de struiken achter de speeltuin. Want daar is de hut van Job en Jelle!

Job is hoog in de boom geklommen. ‘Kijk eens hoe hoog ik ben,’ roept Job naar beneden. Jelle kijkt omhoog. ‘Ik ben nog hoger dan de schommel!’ roept Job uit. Jelle kan niet in de boom klimmen. Hij is nog te klein. Jelle zit op een grote tak onder de boom. Samen met Aap. Ze spelen in de hut.

Jelle pakt een blaadje van de grond zegt tegen Aap: ‘Deze limonade is voor jou.’ Jelle doet net alsof het blaadje een beker limonade is. Dan geeft Jelle een takje aan Aap. ‘Je mag er ook een koekje bij,’ zegt Jelle. ‘Job, wil jij ook wat drinken?’ roept Jelle naar boven. Maar Job heeft geen tijd om te drinken. Job ziet gevaar! En hij roept: ‘Pas op, we hebben een indringer in onze hut!’ Jelle weet niet wat een indringer is. Maar het klinkt gevaarlijk. Snel pakt Jelle zijn aap en drukt hem stevig tegen zich aan.

‘Kijk, hier zit hij!’ zegt Job. Job wijst naar een grote spin. De spin zit tussen de takken van de boom. Job is bang voor spinnen. ‘Wil jij deze indringer weg halen?’ vraagt Job aan zijn broertje. Jelle is niet bang voor spinnen. Maar de spin zit te hoog. Jelle kan er niet bij. Dus roept Job: ‘Mama! Help!’

Mama loopt naar de hut. Daar ziet ze Job hoog in de boom zitten. ‘Job, kom eens heel snel naar beneden!’ zegt mama streng. ‘Dat is veel te gevaarlijk. En zo maak je de boom kapot.’ Job klimt voorzichtig uit de boom. ‘Maar die spin zit ook heel hoog. En die moet weg!’ zegt job. ‘Laat die spin maar rustig zitten.’ zegt mama. ‘De spin woont ook in jullie hut. Jullie hebben een huisdier.’

Job vindt een huisdier wel gezellig. De spin mag in de hut wonen. ‘We hebben geen huisdier maar een hutdier,’ zegt Job. De spin woont boven in de hut. En Job blijft beneden. Want zo’n hutdier is wel een beetje eng.

‘Wil je limonade?’ vraagt Jelle aan mama. Jelle geeft een mooi blad aan mama. ‘Wat, lekker!’ zegt mama. ‘Maar zullen we thuis echte limonade gaan drinken?’ ‘Ja! Met een koekje erbij,’ roept Jelle.

Thuis drinken Job en Jelle limonade. Ineens ziet Job iets over de muur lopen. ‘Kijk mama, een spin!’ roept Job. ‘Getsie!’ zegt mama. ‘Ik wil geen spin in huis. Waar zit dat beest?’ De spin is snel achter de bank gekropen. En Job zegt: ‘Laat de spin maar rustig zitten. Deze spin woont bij ons in huis. Nu hebben we een huisdier én een hutdier!’

Maar vindt mama een spin als huisdier ook gezellig?

zaterdag 8 oktober 2016

Appels


Job en Jelle zijn in de boomgaard. Vandaag mogen ze appels plukken. Met een mandje lopen ze langs lange rijen appelbomen. De appels zien er lekker uit. Job wijst naar een boom vol met mooie rode appels en vraagt:  ‘Mag ik uit deze boom een appel plukken?’ Dat mag! Job loopt naar de boom en plukt een grote appel. Dan stopt hij de appel in het mandje.

Jelle wil ook een appel plukken. Hij kiest een mooie groene appel uit. Jelle trekt aan de appel. Maar de appel zit stevig vast aan de boom. ‘Laat mij die appel maar plukken,’ zegt Job tegen zijn broertje. ‘Jij bent nog niet sterk genoeg.’ Job trekt aan de appel. Maar de appel zit echt goed vast. Job kan de appel ook niet plukken.

‘Die appel is nog niet rijp,’ zegt mama. ‘Een appel die nog niet rijp is zit heel goed vast. Je kan ze pas plukken als ze rijp zijn. Of ze vallen vanzelf op de grond,’ legt mama uit. Jelle ziet onder de boom veel appels liggen. Hij raapt de appels op en stopt ze in het mandje.

Job plukt de rijpe appels uit de boom. En Jelle raapt alle appels van de grond. Al snel zit het mandje helemaal vol. Van al dat plukken en rapen hebben ze trek gekregen. ‘Willen jullie een appel proeven?’ vraagt mama. Dat willen de jongens wel. ‘Ik wil een rode appel,’ zegt Job en hij pakt een rode appel uit het mandje. Jelle vindt groene appels lekker. En hij kiest een mooie groene appel uit.

De appels zijn heerlijk. Job heeft zijn appel opgegeten. Alleen het klokhuis is nog over. Jelle heeft zijn appel ook opgegeten. Maar waar is het klokhuis gebleven?

‘Jelle, waar is jouw klokhuis?’ vraagt Job. ‘In mijn mond,’ antwoordt Jelle met volle mond. Jelle doet zijn mond wijd open. Job ziet het klokhuis in zijn mond zitten. ‘O nee! Je hebt de pitjes opgegeten!’ roept Job verschrikt. ‘Dan groeit er een appelboom in je buik!’ Jelle spuugt de appel snel uit. Maar het is al te laat, de pitjes zitten al in zijn buikje. Jelle huilt: ‘Ik wil geen appelboom in mijn buik.’

‘Het pitje heeft aarde, water en zon nodig om te kunnen groeien,’ zegt mama, ‘in jouw buikje groeit geen appelboom.’ Gelukkig maar. Jelle veegt zijn tranen weg. ‘Wat gebeurt er dan met het pitje?’ wil Job weten. ‘Morgen poept Jelle het pitje weer uit,’ antwoordt mama. Dat is grappig. En Job lacht:  ‘Haha, Jelle poept pitjes!’ Jelle vindt het niet erg om pitjes te poepen. Hij lust nog wel een appel. Met pitjes.

donderdag 6 oktober 2016

Circus


Het circus is in de stad! De voorstelling begint bijna dus Job fietst zo hard als hij kan. Jelle zit bij papa achterop de fiets en zingt vrolijk: ‘Wij gaan naar het circus, het circus, het circus!’ Ze zijn er bijna. ‘Ik zie de circustent!’ roept Job enthousiast. En Job fietst nog harder. ‘Het circus!’ roept ook Jelle. En Jelle zingt nog harder.

Dan zijn ze bij het circus. Papa koopt drie kaartjes bij de kassa. Een kaartje voor Job. Een kaartje voor Jelle. En een kaartje voor papa. Job pakt zijn kaartje en huppelt naar de circustent. Jelle pakt de hand van papa vast. Jelle vindt het circus best wel spannend.

De circustent is groot en binnen is het donker. Job zit naast papa op de tribune. En Jelle is bij papa op schoot gekropen. Dan gaat de muziek aan. En gekleurde lichten flitsen door de tent. Jelle schrikt en kruipt weg in de armen van papa. De show begint. Vol bewondering kijken Job en Jelle naar de circuspiste.

De circusdieren doen moeilijke kunstjes. Iedereen lacht om de grappige clowntjes. Acrobaten zwaaien aan de trapeze. De jongleurs gooien en vangen wel 10 ballen tegelijk en er is een vuurspuwer! Het is een geweldige show.

‘Als ik groot ben ga ik bij het circus,’ zegt Job als ze weer thuis zijn. ‘Dan word ik vuurspuwer!’ Job vindt vuurspuwen super stoer. ‘Dat is veel te gevaarlijk,’ zegt papa, ‘dan kun je beter jongleur worden.' 'Mag ik dan ook bij het circus?’ vraagt Jelle. ‘Ja hoor, dan ben jij een clowntje,’ antwoordt Job. Maar dat wil Jelle niet. ‘Ik wil met de hondjes spelen,’ zegt Jelle.  Circushondjes zijn lief en heel goed in kunstjes.

‘Kom mee, dan gaan we oefenen,’ zegt Job tegen zijn broertje. Even later spelen Job en Jelle circusje met de knuffels van Jelle. Net als de circushondjes doen de knuffels de moeilijkste kunstjes. Jelle gooit zijn knuffel konijn hoog in de lucht. ‘Konijn maakt een salto!’ roept Jelle enthousiast. ‘Ik ben jongleur,’ zegt Job. Hij gooit drie knuffels tegelijk in de lucht. Hij probeert de knuffels te vangen. Maar de knuffels vallen op de grond. Jelle vindt de vliegende knuffels leuk. ‘Nog een keer!’ juicht Jelle. Job gooit de knuffels nog een keer in de lucht. Nu vangt Job één knuffel en Jelle juicht: ‘Goed zo!’ Maar Job wil alle knuffels vangen. Hij probeert het nog een keer. De knuffels vliegen weer door de lucht. Maar het lukt Job niet om alle knuffels te vangen.

‘Dit is te moeilijk,’ zegt Job na heel veel oefenen. ‘Ik kan beter vuurspuwer worden!’


vrijdag 9 september 2016

Tekenen


Het is heel stil in de kamer van Job. Geconcentreerd zit Job aan zijn bureau. ‘Een hoofd, twee ogen, een buik, twee benen en twee armen,’ mompelt Job zachtjes. Job heeft een poppetje getekend. Op het bureau liggen heel veel stiften. Job pakt de blauwe stift en tekent een wolk in de lucht. Dan pakt Job de groene stift om het gras te tekenen. Job doet erg zijn best. En de tekening wordt erg mooi.

Jelle is heel stil de kamer van Job binnen geslopen. Geconcentreerd zit Jelle onder het bureau. Er zijn stiften op de grond gevallen. ‘Een hoofd, twee ogen…..’ hoort Jelle zijn broer mompelen. Jelle pakt de blauwe stift en tekent op zijn voorhoofd. En met de bruine stift tekent Jelle rondjes om zijn ogen. ‘Een buik, twee benen en twee armen,’ hoort Jelle. En Jelle maakt met de stiften een mooi kunstwerk van zijn buik, zijn benen en zijn armen.

‘Nu nog de gele stift voor de zon,’ zegt Job. De gele stift ligt op het randje van het bureau. Job wil de stift pakken, maar de gele stift valt op de grond. Job bukt om de stift te pakken. En dan ziet hij Jelle onder zijn bureau zitten. ‘Jelle, wat doe je daar?’ gilt Job van schrik. Met zijn gekleurde gezichtje kijkt Jelle op en zegt: ‘Ik ben ook aan het kleuren.’  ‘Dat zijn mijn stiften!’ schreeuwt Job boos en hij rukt de stiften uit de handjes van Jelle. Nu is Jelle ook boos en schreeuwt: ‘Geef terug! Ik mag ook kleuren!’

Mama hoort de broertjes ruzie maken en komt snel de kamer binnen. ‘Jongens, waarom maken jullie ruzie?’ vraagt mama. ‘Jelle heeft mijn stiften gepakt,’ schreeuwt Job. ‘Niet waar!’ schreeuwt Jelle terug, ‘Job heeft mijn stiften afgepakt.’ ‘Niet waar! En Jelle heeft zijn hele gezicht onder gekrast,’ gaat Job boos verder, ‘en zijn armen en zijn benen ook!’ Mama kijkt naar Jelle en zegt: ‘Wauw, wat heb jij een mooi kunstwerk gemaakt! Laat me eens even goed naar je kijken.’ Jelle straalt van trots en laat  zijn gekleurde armen en benen zien. ‘Het is prachtig,’ zegt mama, ‘maar maak de volgende keer maar een kunstwerk op papier.

‘Kijk eens wat ik heb gemaakt,’ zegt Job en hij laat zijn tekening aan mama zien. ‘Wauw, wat knap getekend!’ zegt mama. ‘Is het een poppetje in de tuin?’ vraagt mama. ‘Dat poppetje is Job,’ zegt Job. ‘Nee, dat poppetje is Jelle,’ zegt Jelle. ‘Echt niet!’ zegt Job. Dan pakt Job de blauwe en de bruine stift. Met twee stiften tegelijk krast Job over het poppetje en lacht:  ‘Nu heb ik Jelle getekend!’

Jelle zit onder de blauwe en bruine krassen. En het poppetje zit ook onder de blauwe en bruine krassen. ‘Het poppetje lijkt nu precies op Jelle,’ lacht mama. ‘Maar straks lijken ze niet meer want ik ga Jelle wassen!’

Mama neemt Jelle mee naar de badkamer en boent Jelle weer helemaal schoon. En Job tekent een nieuw poppetje.  Een poppetje zonder krassen, net als Jelle.    



vrijdag 2 september 2016

Op het potje


‘Ik moet poepen!’ roept Job. Hij springt op van zijn stoel en rent naar de wc. Job zit rustig op de wc en zingt een liedje. En na een tijdje roept Job heel hard: ‘Ik ben klaar!’ Job is klaar met poepen. En Job wil dat mama zijn billen komt afvegen. Mama loopt naar de wc en zegt: ‘Job, je weet toch dat je zelf je billen af moet vegen? Je bent nu zo groot!’  Maar Job antwoordt: ‘Ik kan er echt niet goed bij, mijn armen zijn veel te kort.’ Job vindt billen afvegen vies. Toch moet hij het leren. ‘Pak maar een stuk wc papier, dan doen we het nog een keer samen,’ zegt mama.  Samen lukt het wel. Daarna nog even handen wassen en klaar is Job. ‘Nu ga ik mijn puzzel afmaken,’ zegt Job, en hij klimt weer op zijn stoel.

 ‘Ik ga ook naar de wc,’ zegt Jelle. Hij laat zijn autootjes liggen op de grond en loopt naar de wc. Daar trekt Jelle zijn broek uit en doet hij zijn luier af. De wc-pot is best hoog. Jelle pakt een krukje en klimt op de wc. Als Jelle net zit zegt hij: ‘Klaar! Er komt niks.’  En Jelle springt weer van de wc af. Jelle trekt aan de rol wc-papier. En met een heel groot stuk wc papier veegt Jelle zijn billen af. Daarna nog even handjes wassen en klaar is Jelle. In zijn blote billen loopt Jelle terug naar de kamer en speelt verder met zijn autootjes.   

Mama pakt het potje van Jelle en zegt: ‘Jelle, ga maar op je potje zitten. Zo kan je ook met je auto’s spelen. En misschien komt er toch nog een plasje.’ Jelle gaat op zijn potje zitten en speelt met de auto’s, maar er komt geen plasje.

Job zit aan tafel en roept: ‘De puzzel is af!’ Jelle staat op van zijn potje en loopt naar de tafel om de puzzel te bekijken. Dan blijft Jelle van schrik staan. Er ligt ineens een plasje op de grond. ‘Getsie, Jelle heeft op de grond geplast,’ roept Job met een vies gezicht. En Jelle begint te huilen. Mama troost Jelle en zegt:  ‘Dat geeft niks, ik maak de vloer gewoon weer schoon. Het is ook niet makkelijk om op het potje te leren plassen. Daar moet je veel voor oefenen.’ Maar Jelle wil niet meer oefenen. Jelle wil zijn luier weer om.

Met zijn luier om kruipt Jelle heel stil in het hoekje achter de bank. Jelle kijkt een beetje moeilijk en zijn hoofd loopt rood aan. ‘Ben je aan het poepen?’ vraagt Job. ‘Nee!’ zegt Jelle met een benauwd stemmetje. Jelle wil stiekem in zijn luier poepen. Maar mama ziet het ook en zegt: ‘Kom maar snel op je potje zitten.’ ‘Nee! ik wil in mijn luier poepen!’ roept Jelle boos. Maar mama zet Jelle snel op het potje. En dan poept Jelle in het potje. ‘Goed gedaan! Wat ben jij een grote jongen,’ roept mama enthousiast. Jelle heeft voor het eerst in het potje gepoept.

Als papa thuis komt vertelt Jelle trots dat hij in het potje heeft gepoept. Papa is ook trots en zegt: ‘Wat goed van jou!  Ga je de volgende keer weer op het potje poepen?’ Maar Jelle antwoordt:  ‘Nee,  ik heb al in het potje gepoept. Nu wil ik gewoon weer een luier om.’




donderdag 25 augustus 2016

Aap is kwijt


Mama stopt de boodschappen in de fietstas. Dan tilt ze Jelle in het fietsstoeltje. ‘Waar gaan we nu heen?’ vraagt Jelle. ‘Nu gaan we naar huis,’ antwoordt mama, ‘we hebben alle boodschappen gehaald.’  Job pakt ook zijn fiets. Maar als Job en mama weg willen fietsen roept Jelle: ‘Waar is Aap?’

Jelle ziet zijn knuffel niet. ‘Ben je Aap kwijt?’ vraagt Job. Jelle kijkt verdrietig om zich heen en zegt:  ‘Ik weet niet waar Aap is.’ ‘We vinden hem wel,’ zegt mama.  En Job zegt: ‘Ik denk dat we Aap bij de bakker hebben laten liggen.’  Job, Jelle en mama waren net nog bij de bakker om brood te kopen.  ‘Laten we daar gaan zoeken,’ zegt mama.

Job en Jelle rennen de bakkerij binnen.  Jelle zoekt tussen het brood. Job zoekt tussen de koekjes en het gebak. Maar Aap zien ze niet. ‘Aap is niet in de bakkerij,’ zegt Job. Jelle z’n lip begint te trillen. ‘Kom, dan kijken we bij de slager,’ zegt mama.  Job, Jelle en mama zijn ook nog bij de slager geweest om vlees te kopen.

In de slagerij ziet Job heel veel soorten vlees,  maar Aap ziet hij niet. Jelle vraagt aan de slager: ‘Is mijn aap hier?’ Maar de slager heeft Aap niet gezien. Aap is niet in de slagerij. Jelle z’n ogen worden waterig. ‘Dan ligt Aap vast bij de groenteboer,’ zegt mama.  Want Job, Jelle en mama zijn verder alleen nog maar bij de groenteboer geweest om groente en fruit te halen.

Bij de groenteboer zoekt Jelle bij de bloemkool, de sla, de tomaten en de komkommers. ‘Hier is aap ook niet,’ zegt Jelle verdrietig. Job zoekt heel goed tussen het fruit. ‘Aap zit vast bij de bananen,’ zegt Job. Maar Aap zit niet bij de bananen en ook niet bij de appels of de peren. ‘We hebben overal gezocht,’ zegt Job, ‘waar kan Aap toch zitten?’  Nu rollen de tranen over Jelle z’n wangen. Jelle huilt: ‘Ik ben Aap kwijt.’

Mama tilt Jelle op en zegt:  ‘Stil maar, we gaan naar huis daar hebben we nog een andere knuffel. Maar Jelle wil geen andere knuffel. Jelle wil zijn aap. Jelle huilt de hele weg naar huis. 

Thuis haalt mama de boodschappen uit de fietstas. ‘Kijk nou eens!’ roept mama verrast. Job kijkt in de fietstas en juicht: ‘Daar is Aap! Aap ligt helemaal onderin de fietstas. Job pakt Aap er snel uit en geeft hem aan Jelle. Jelle slaat zijn armpjes om zijn aap heen. ‘Ik was je kwijt,’ snikt Jelle.

Mama pakt een banaan uit de boodschappentas en zegt: ‘Geef Aap maar snel een banaan tegen de schrik!’ En dan lacht Jelle weer.  

 

vrijdag 19 augustus 2016

Spaghetti slurpen

Mama roept: ‘Het eten is klaar! Handjes wassen en aan tafel.’ Job en Jelle wassen hun handen en klimmen op hun stoel. ‘He bah!’ zegt Job, ‘dat lust ik niet.’  Hij kijkt met een vies gezicht naar zijn bord vol spaghetti. ‘Spaghetti is vies,’ vindt ook Jelle. Jelle duwt zijn bord weg.  ‘Volgens mij is het best lekker,’ zegt mama en ze neemt een hap, ‘Mmmm, dit is heerlijk! Proef maar eens.’ Maar Job en Jelle willen de spaghetti niet proeven.
‘Er komt een vliegtuig aangevlogen,’ zegt papa. En een lepel vol spaghetti vliegt recht op de mond van Jelle af.  Maar Jelle slaat snel zijn handjes voor zijn mond. Het vliegtuig kan er niet in en vliegt teleurgesteld terug naar het bord met spaghetti.

‘Job, je moet wel wat eten,’ zegt mama. ‘Oké één hapje dan,’ antwoordt Job. Met zijn vingers pakt Job één sliertje spaghetti. Hij stopt het sliertje in zijn mond en slurpt het zo naar binnen. ‘Haha, dat is grappig,’ lacht Jelle. Jelle pakt ook een sliertje spaghetti en probeert hem naar binnen te slurpen. ‘Ik kan het veel sneller,’ zegt Job,’ kijk maar eens.’ Job pakt nog meer spaghetti en slurpt de slierten zo zijn mond in. ‘Ik kan ook sneller,’ roept Jelle enthousiast. En Jelle doet nog een poging om de spaghetti weg te slurpen.

Job en Jelle maken er een wedstrijdje spaghettislurpen van. De spaghetti vliegt in het rond. Dit keer niet netjes op een lepelvliegtuig maar gewoon los door de lucht. De handen van Job en Jelle waren schoon gewassen, maar nu zitten de handen helemaal onder de saus. Jelle pakt een hele hand spaghetti en stopt het in zijn mond. Nu zit ook zijn hele gezicht onder de saus. Jelle vindt het slurpen maar lastig.  Daarom propt Jelle alle slierten spaghetti met zijn handjes in zijn mond.

‘Ik ben de kampioen spaghetti slurpen,’ zegt Job en hij slurpt razend snel nog een sliert spaghetti weg. ‘Ik ben ook kampioen,’ zegt Jelle. ‘Ja, jij bent kampioen smeerpoets,’ lacht Job. Jelle kijkt naar zijn vieze handjes. Dan kijkt hij naar alle vlekken op de tafel en op zijn shirt. Kampioen smeerpoets, daar is Jelle best trots op. ‘Ik ben ook kampioen!’ juicht Jelle met zijn handen in de lucht. En nu heeft kampioen smeerpoets ook nog spaghetti in zijn haren.

‘En jullie zijn ook kampioen bord leeg eten,’ zegt mama, ‘maar jullie verdienen zeker geen schoonheidsprijs.’ 

Job en Jelle hebben alle spaghetti opgegeten. ‘Dat was leuk,’ zegt Job. ‘En was het ook lekker?’ vraagt mama. En Jelle antwoordt: ‘Spaghetti is heerlijk!’ 

vrijdag 12 augustus 2016

Koffers inpakken


‘Job, wat is dat?’ vraagt Jelle. In de slaapkamer van Jelle staat een grote oranje koffer. ‘Dat is een koffer,’ antwoordt Job, ‘Er staat ook een koffer in mijn slaapkamer.’ Job haalt een grote groene koffer uit zijn slaapkamer.  ‘We gaan op vakantie, dus we moeten onze koffers inpakken,’ legt Job uit. Job pakt een boek uit de kast en legt het boek in de groene koffer. ‘Ik neem een boek mee!’ zegt Job. Jelle begrijpt nu wat hij met de koffer moet doen en roept enthousiast: ‘Ik neem Aap mee!’

Job haalt zijn kleurboek en potloden en legt ze ook in zijn koffer. Dan rent Jelle naar zijn bed en pakt al zijn knuffels. Met zijn armen vol knuffels zegt Jelle: ‘Mijn vriendjes willen ook mee.’ ‘Je vriendjes passen echt niet allemaal in je koffer,’ zegt Job.
Eén voor één legt Jelle zijn knuffels in de oranje koffer. ‘Het past!’ roept Jelle blij. Het is echt een grote koffer.  

‘Passen mijn autootjes dan ook in mijn koffer?’ vraagt Job zich af. Job pakt zijn bak met speelgoedautootjes en gooit de bak leeg in zijn koffer. Het zijn heel veel autootjes, maar dat past ook!
‘Op vakantie wil ik ook met mijn blokken spelen,’ zegt Jelle. Jelle haalt alle blokken uit de blokkendoos en stopt ze tussen zijn knuffels in de koffer.
Het zijn echt grote koffers, maar nu zitten ze vol. Job en Jelle krijgen de koffers nog maar net dicht.   

Dan komt mama van zolder. Mama heeft een grote stapel kleren in haar armen. ‘Job, wil je die groene koffer even openmaken?’ vraagt Mama, ‘Dan stop ik jouw kleren voor de vakantie er in.’  ‘Dat past niet,’ antwoordt Job. Maar mama zegt: ‘Natuurlijk wel, het is een hele grote koffer!’ Dan maakt Job zijn koffer open. ‘Ik heb mijn koffer al ingepakt,’ zegt Job trots. Ook Jelle maakt zijn koffer open en zegt net zo trots: ‘Ik heb ook al ingepakt.’ Mama ziet al het speelgoed in de koffers. ‘Nu snap ik waarom de kleren er niet in passen,’ lacht mama.

 ‘Maar als jullie kleren er niet bij passen, dan moeten jullie de hele vakantie in jullie blote billen lopen,’ zegt mama. ‘Ja, lekker in mijn blote kont lopen,’  lacht Job, ‘dat is grappig!’  Maar Jelle jammert: ‘Nee, dat wil ik niet! Mijn kleren moeten mee en mijn vriendjes moeten mee.’ Maar dat past niet in de koffer. Jelle kijkt heel verdrietig.

Gelukkig heeft mama een idee. Mama geeft Job en Jelle allebei een kleinere speelgoedkoffer. ‘Deze koffers mogen jullie helemaal vol stoppen met speelgoed,’ zegt mama, ‘dan gebruiken we de grote koffers voor jullie kleren.’ Dat is een goed idee. Maar niet al het speelgoed past in de kleine koffers. Job kiest daarom zijn mooiste autootjes uit en legt ze in zijn speelgoedkoffer. En Jelle stopt zijn koffer vol met zijn lievelingsknuffels. De blokken passen er niet meer bij.

Dan zijn alle koffers ingepakt. ‘Nu kunnen we op vakantie!’ roept Job. Jelle pakt zijn koffer en zegt tevreden: ‘En na de vakantie ga ik met mijn blokken spelen.’

vrijdag 5 augustus 2016

Zwemmen

Jelle staat op het randje van het zwembad. Hij heeft zijn zwembroek aan en zijn zwembandjes om. ‘Spring er maar in!’ roept Job vanuit het water. Maar Jelle springt niet in het water. Het water is veel te diep. ‘Je kan hier wel staan,’ stelt Job hem gerust. Jelle durft niet. ‘Ik ga naar het kleine badje,’ zegt Jelle. Hij draait zich om en loopt naar het peuterbadje.

Job zit al op zwemles en Job is niet bang voor het diepe water. Met de zwemkurk om zijn middel spettert en spattert hij het hele zwembad door. Dan komt mama met Jelle aangezwommen. Jelle heeft zijn armpjes stevig om mama’s nek vastgeklemd. ‘Laat me maar los,’ zegt mama tegen Jelle, ‘je hoeft niet bang te zijn want door je zwembandjes blijf je drijven.’  Mama maakt de armpjes van Jelle los. Jelle is bang en grijpt de arm van mama vast. Aan de arm van mama hangt Jelle in het water en hij trappelt met zijn beentjes. Job komt naast hem zwemmen en zegt:  ‘Zwemmen is echt heel leuk!’ Het is wel leuk maar ook erg spannend. Dan zegt mama:  ‘Zwem maar naar Job toe.’ En ze haalt haar arm voorzichtig onder Jelle vandaan. Nu drijft Jelle helemaal zelf in het diepe water. ‘Goed zo, Jelle,’ roept Job enthousiast, ‘je zwemt!’ Jelle lacht trots. Jelle blijft drijven en hij is niet meer bang voor het diepe water.

‘Nu gaan we naar de glijbaan!’ roept Jelle en hij wijst naar de hoge glijbaan.  Mama wil ook wel van de glijbaan. ‘Ga je ook mee?’ vraagt mama aan Job. Maar Job vindt de glijbaan veel te hoog. Job durft niet. Job blijft onderaan de glijbaan staan als mama en Jelle de trap van de glijbaan oplopen. Gillend van plezier roetsjt Jelle de glijbaan af. ‘De glijbaan is heel leuk,’ zegt Jelle tegen Job. En mama vraagt: ‘Job, wil je samen met mij van de glijbaan?’ De glijbaan is wel leuk maar ook heel spannend. Job pakt de hand van mama vast en samen lopen ze de trap op. Bij mama op schoot roetsjt Job de glijbaan af. Hij gilt van plezier. ‘Dat was gaaf!’ roept hij als ze weer beneden zijn. Job is niet meer bang voor de hoge glijbaan. Samen met Jelle rent hij de trap weer op en ze glijden naar beneden. En dan gaan ze nog een keer, en nog een keer, en nog een keer.

Job en Jelle zijn erg stoer. Jelle was bang voor het diepe water,  maar nu springt hij vrolijk in het diepe bad. Job was bang voor de hoge glijbaan, maar nu wil hij alleen nog maar glijden.

‘Willen deze waterratjes misschien een waterijsje?’ vraagt mama.  Voor een ijsje komen de jongens het water wel uit. Heel snel eten Job en Jelle het ijsje op en springen dan het water weer in. Want  echte waterratten eten geen ijsjes. Waterratten zwemmen!




 


vrijdag 1 juli 2016

Opa met pensioen


Job en Jelle spelen bij oma in de tuin.  Het is heerlijk buiten. De vogeltjes fluiten vrolijk in de bomen. Dan horen ze in de straat nog iemand fluiten. ‘Opa!’, roept Jelle blij en hij rent naar het tuinhek. En ja hoor, daar komt opa fluitend aangelopen. Jelle rent naar opa toe en klemt zich stevig vast aan het been van opa. Jelle is opa’s aapje.

Job verstopt zich in de tuin. ‘Ik wil geen kroel van opa,’ roept hij vanuit zijn schuilplaats, ‘opa heeft een baard en dat prikt!’  Maar opa wil wel een kroel van Job. ‘Pas maar op, want ik kom een kroel halen,’ zegt opa. En met Jelle nog aan zijn been vastgeklemd loopt hij op Job af. Job probeert te vluchten. Opa is al best oud maar nog erg snel en erg sterk. Hij heeft Job zo te pakken.  Opa tilt Job op en geeft hem een dikke kroel. ‘Au, au,’ gilt Job, ‘dat prikt!’        

‘Wat gezellig dat jullie er zijn,’ zegt opa, hij zet Job neer en haalt aapje Jelle van zijn been af. ‘Waar ben je geweest?’ vraagt Job. ‘Op school,’ antwoordt opa. ‘Job zit ook op school!’ roept Jelle enthousiast. ‘Ja, maar opa gaat niet naar dezelfde school als Job,’ legt opa uit, ‘ik geef sportles aan hele grote kinderen.’ Jelle kent al veel sporten en noemt ze op: ‘voetbal, basketbal, volleybal, tennisbal’.

‘Opa, kijk eens wat ik kan,’ roept Job. Uit de schuur heeft hij een tennisracket en een tennisbal gepakt. Met het racket slaat hij de bal tegen de muur. Dat heeft hij van opa geleerd. ‘Opa, kijk eens wat ik kan,’ roept Jelle. Jelle gooit een grote strandbal in de lucht en vangt hem weer op. Dat heeft hij van opa geleerd. Wat is het fijn dat opa sportlessen geeft.

‘Ga je in de vakantie ook weer met ons zwemmen?’ vraagt Job. ‘Vanaf nu heb ik altijd vakantie,’ antwoordt opa ‘ik heb mijn laatste les gegeven en hoef nooit meer naar school.’ ‘Nooit meer naar school, dat is toch saai,’ denkt Job. ‘Nu kan ik altijd met jullie zwemmen, voetballen, tennissen of fietsen,’ gaat opa verder, ‘want ik ben met pensioen!’ Dat klinkt erg goed. En Jelle vraagt: ‘Mag ik ook met pensioen?’ ‘Daar ben je nog te klein voor,’ lacht opa, ‘maar we gaan met z’n allen van mijn pensioen genieten!’

Fluitend pakt opa de bal en trapt een balletje over met Job en Jelle. En de vogels fluiten vrolijk mee.

donderdag 23 juni 2016

Papegaai


Er is een papegaai in huis. ‘Mag ik buiten spelen?’ vraagt Job. ‘Mag ik buiten spelen?’ vraagt de papegaai. ‘Praat me niet na!’ zegt Job. ‘Praat me niet na!’ zegt de papegaai.  Job vindt de papegaai stom.

‘Stommerd,’ zegt Job boos. ‘Stommerd,’ zegt de papegaai. ‘Nee, jij bent een stommerd!’ zegt Job. ‘Nee, jij bent een stommerd!’ zegt de papegaai. Job wordt nu echt boos en zegt: ‘Jij bent een stomme papegaai!’ 

‘Zullen we deze papegaai dan maar naar de dierenwinkel brengen?’ vraagt mama. Mama tilt Jelle op en vliegt met hem door de kamer.  Er is geen echte papegaai in huis. Jelle is de papegaai. Want Jelle praat iedereen na.

‘Ja!’ roept Job, ‘breng Jelle maar naar de dierenwinkel.’ ‘Ik denk dat de dierenwinkel dit papegaaitje niet wil hebben,’ zegt mama, ‘dit papegaaitje zegt veel te veel lelijke woorden.’ En dat is waar. Job leert Jelle allemaal lelijke woorden. ‘Zeg eens poep!’ zegt Job tegen zijn broertje. ‘Poep!’ zegt Jelle. En daar moeten de jongens heel hard om lachen. Job vindt een papegaai best grappig.

Mama vindt poep geen grappig woord. En in de dierenwinkel willen ze geen papegaai die poep roept. ‘Maar als we dit papegaaitje lieve woordjes leren, dan kunnen we hem naar de dierenwinkel brengen,’ zegt mama. Dat vindt Job een goed idee.

‘Ik vind je lief,’ zegt Job. ‘Ik vind je lief,’ zegt de papegaai. ‘Ik vind je heel lief,’ zegt Job. ‘Ik vind je heel lief,’ zegt de papegaai.  Job vindt de papegaai niet meer stom en zegt: ‘Jij bent een lief papegaaitje.’

‘Zullen we dit lieve papegaaitje dan toch maar houden?’ vraagt mama. Job knikt. ‘Je wilde Jelle toch niet echt naar de dierenwinkel brengen?’ vraagt Job. ‘Natuurlijk niet, gekkie!’ zegt mama. ‘Gekkie!’ roept Jelle blij. Het papegaaitje heeft weer woord geleerd.

‘Mag ik nu buiten spelen?’ vraagt Job. ‘Mag ik nu buiten spelen?’ vraagt Jelle. Dat mag. Job rent naar buiten. En Jelle rent er als een hondje achteraan.

vrijdag 17 juni 2016

Bedtijd


‘Wie wil het verhaaltje uitblazen?‘ vraagt mama.  ‘Ik!’ roepen Job en Jelle tegelijk. Samen blazen ze heel hard en met een klap slaat het boekje dicht. ‘En nu naar bed,’ zegt mama. Job en Jelle zitten in hun pyjama’s op het grote bed. De haren zijn gewassen. De tandjes zijn gepoetst. En het boekje is uit. Het is bedtijd.  

‘Nog even springen,’ zegt Jelle. Hij springt vrolijk op en neer. ‘Nee, stoeien!’ roept Job. Job duwt zijn kleine broertje in de kussens. Job en Jelle rollebollen over het grote bed. Ze hebben de grootste lol. Papa komt de kamer binnen en zegt: ‘Nu heel snel naar jullie bed anders eet ik jullie op!’ Job en Jelle verstoppen zich gillend achter de kussens. Maar het papa-monster trekt de kussens weg. Hij begint met de buik van Job. ‘Dat kriebelt!’ lacht Job. Dan is het buikje van Jelle aan de beurt. ‘Niet buikje eten!’ giechelt Jelle. Mama vindt het ook erg grappig, maar nu is het genoeg. Het is bedtijd.

Papa tilt Jelle op en brengt hem naar zijn eigen bedje. Mama loopt met Job mee naar zijn bed en stopt hem onder de dekens. Jelle komt de kamer van Job binnen. ‘Nog een kus en een kroel?’ vraagt Jelle met zijn allerliefste stemmetje. Mama geeft Jelle een kus en een kroel. ‘En nu naar bed,’ zegt mama weer. Als alle nachtzoentjes zijn uitgedeeld doen papa en mama de lichten op de slaapkamers uit.  

Dan begint Jelle te huilen. ‘Ik kan niet slapen,’ huilt hij.  Jelle huilt steeds harder. Job kan er niet van slapen. ‘Ik kan niet slapen als Jelle huilt!’ schreeuwt hij vanuit zijn bed. Mama komt naar boven om Jelle te troosten. Jelle is stil. ‘Ga nu maar slapen,’ zegt mama tegen Job, ‘morgen moet je weer naar school.’ ‘Maar ik moet nog plassen,’ zegt Job. Hij springt uit zijn bed en loopt naar de wc. Als Job terug komt stopt mama hem weer onder de dekens.

Jelle zit op zijn kamer nog wat te spelen. Jelle wil nog niet naar bed. Mama tilt hem op en stopt ook Jelle onder de dekens. Mama fluistert: ‘ssstttt, aap en baby slapen al.’ Heel voorzichtig legt ze het aapje en de babypop naast Jelle neer. ‘Stil zijn hoor,’ fluistert mama,  ‘anders worden ze wakker.’ Jelle knikt en blijft heel stil liggen.  Job is zijn bed weer uitgekomen. ‘Mama, mag ik nog wat water drinken?’ fluistert Job. ‘Snel dan,’ zegt mama, ‘en dan echt naar bed’. Het is bedtijd.

Even is het stil. Maar dan begint Job te huilen. Papa komt naar boven om Job te troosten. ‘Ik kan niet slapen,’ snikt Job, ‘er zitten allemaal spoken op mijn kamer.’ Papa spreekt de spoken streng toe: ‘spoken, gaan jullie maar buiten spelen. Job moet slapen. Hup, weg hier!’ Papa heeft de spoken weggestuurd. Zou Job nu gaan slapen?

De slaapkamerdeur van Jelle staat op een kiertje. Papa gluurt naar binnen. Jelle slaapt nog niet. Jelle leest zijn aap en baby een boekje voor. Papa doet de deur dicht. Jelle valt vanzelf wel in slaap.

Dan is het stil. En het blijft stil. Job en Jelle slapen.  Wat later op de avond gaan papa en mama ook naar bed. Maar wat is dat? Job en Jelle zijn stiekem in het grote bed gekropen. Ze liggen heerlijk te slapen. ‘Nu kunnen wij niet slapen,’ jammert mama, ‘ons bed is vol.’   

zondag 12 juni 2016

Koeiendans


Mama heeft de auto in het weiland geparkeerd. Niet tussen de koeien, maar tussen allemaal andere auto’s. Er zijn veel mensen naar de boerderij gekomen om de koeien te zien dansen.  

‘Kunnen koeien dansen?’ vraagt Job, terwijl hij door het hoge gras loopt. ‘Als de koeien straks de stal uit mogen zijn ze zo blij dat ze gekke sprongen maken,’ antwoordt mama, ‘en dat lijkt wel op een dansje.’ De koeien hebben de hele winter binnen gezeten. Nu het lente is, mogen de koeien naar buiten.

‘Kijk, Jelle maakt ook gekke sprongen,’ zegt Job, ‘dat lijkt ook wel op een dansje.’  Maar Jelle danst niet. Hij probeert zijn voeten boven het gras te houden.  Het gras is nat en Jelle houdt niet van natte voeten. Maar de gekke sprongen helpen niet, zijn voeten zijn nat geworden.  ‘Mama, tillen?’ jammert Jelle. En met een grote sprong springt hij in de armen van mama.

Op de boerderij staan alle koeien nog in de stal. Ze loeien heel hard. En ze kijken met hun grote ronde ogen naar Job en Jelle.  Wat zijn het grote dieren! Job loopt snel langs de koeien de stal door. Jelle wil de koeien aaien. Hij loopt naar een koe die rustig staat te eten.  Jelle steekt zijn handje uit en aait de koe over haar kop. Dan kijkt de koe ineens op en zegt: ‘Boeoe.’ Jelle schrikt en rent snel achter zijn grote broer aan.  

Aan de achterkant van de stal staan heel veel mensen. Job en Jelle zien alleen maar benen. Mama tilt Jelle op en zegt tegen Job: ‘Ga jij maar vooraan staan.’  Job kruipt tussen de benen door totdat hij bij een hek komt. Achter het hek is een groot leeg weiland. ‘Dit is ook maar saai,’ denkt hij.  Dan begint de grond ineens te trillen.  Job schrikt en rent snel terug naar mama.  

‘De koeien komen naar buiten,’ zegt mama, ‘kom snel kijken hoe ze dansen!’ Mama zet Jelle neer en tilt Job op haar schouders. ‘Mama, tillen!’ roept Jelle en hij trekt aan de broek van mama. Mama tilt Jelle op haar arm. Nu kan iedereen de koeien goed zien.  De grote kudde koeien dendert het weiland in.  De koeien rennen, gooien de achterpoten in de lucht en duwen speels de koppen tegen elkaar. Wat een vrolijk gezicht al die blije koeien.

Mama heeft geen vrolijk gezicht. Het is best zwaar om twee jongens te tillen. Ze zet Job en Jelle weer op de grond. Er is een plekje vrij gekomen bij het hek. Job en Jelle klimmen op het hek en kijken naar de koeiendans. Een koe loopt rustig grazend langs het hek. Als zijn grote kop vlak bij Jelle is, roept Jelle heel hard: ‘BOE!’ De koe schrikt niet en graast rustig verder.   

vrijdag 3 juni 2016

Kermis

Job en Jelle zijn op de kermis. Overal staan attracties met knipperende lampjes en harde muziek. De jongens kijken hun ogen uit. Eerst hebben ze een rondje over de kermis gelopen. En nu mogen ze twee dingen kiezen die ze willen doen.

‘Ballen gooien!’ roept Job enthousiast. Hij pakt de hand van papa en trekt hem mee naar het ballen gooien. Job geeft geld aan de man van de kermis. En de man van de kermis geeft drie ballen aan Job. ‘Mag ik ook ballen gooien?’ vraagt Jelle. Jelle mag ook ballen gooien, maar de kraam is te hoog. Jelle kan niet bij de ballen. ‘Kom hier maar op het randje zitten,’ zegt de man van de kermis. Mama tilt Jelle op en hij gaat op zijn knietjes zitten. Nu kan Jelle ook ballen gooien.

Job gooit de eerste bal en hij raakt de Pyramide van blikken. Er vallen twee blikken om. De tweede bal gooit hij zo hard dat er nog drie blikken omvallen. Job heeft nog één bal over en er staat nog één blik. Job wil het laatste blik ook omgooien! Hij gooit de bal en…, hij mist. Job kijkt verdrietig. De man van de kermis pakt de drie ballen en legt ze weer voor Job neer. Wat een geluk, Job mag het nog een keer proberen. Nu kijkt Job heel geconcentreerd. Hij gooit een bal en…, hij is raak! Job heeft alle blikken omgegooid. ‘Goed gedaan,’ zegt papa. Job mag een prijsje uitkiezen.

De man van de kermis heeft ook drie ballen aan Jelle gegeven. Jelle gooit de eerste bal naar de Pyramide van blikken. De bal komt tegen de blikken, maar de blikken blijven staan. Jelle moet wat harder gooien. De tweede bal gooit Jelle zo hard als hij kan. Deze bal gaat te hard en vliegt over de blikken heen. Alle blikken staan nog netjes rechtop. Jelle heeft nog één laatste bal. Hij gooit de bal en…, hij is raak! Het bovenste blik van de Pyramide is er vanaf gevallen. ‘Goed gedaan!’ zegt mama. De man van de kermis geeft de drie ballen weer aan Jelle. Jelle mag het ook nog een keer proberen. Maar Jelle wil geen ballen meer gooien. Hij wil ook een prijsje uitkiezen. Wat een geluk, want bij het ballen gooien is het altijd prijs!

‘Wie gaat er mee in de rups?’ vraagt papa. Job kijkt naar de karretjes die heel hard rondjes rijden. Hij schud zijn hoofd. Job durft niet in de rups. ‘Ik wel,’ zegt Jelle. En samen met papa stapt hij in een karretje. Vrolijk zwaait Jelle naar zijn grote broer als het karretje de eerste rondjes rijdt. Maar het karretje gaat harder. Nu zwaait Jelle niet meer. Hij houdt papa stevig vast. Dan gaat het karretje nog harder. Jelle vindt het nu best eng, hij huilt. Het karretje gaat steeds harder. En Jelle huilt steeds harder. Na heel veel rondjes stoppen de karretjes en kunnen ze uitstappen. Papa tilt Jelle op en vraagt: ‘Vond je het leuk?’ Jelle veegt zijn tranen weg en antwoord: ‘Ja, echt gaaf!,’

Job mag nog een attractie kiezen. Job kijkt naar de auto’s en paarden die heel langzaam rondjes rijden. De draaimolen. ‘Daar wil ik wel in,’ zegt hij. Hij klimt in de brandweerauto. En alle rondjes zwaait hij naar zijn kleine broertje, zonder te huilen!

vrijdag 27 mei 2016

Geen duim en geen speen


Job duimt. Papa vindt het zielig voor de duim. ‘Het is daar donker en nat,’ zegt papa, ‘dat vindt je duim echt niet fijn.’ Papa wil dat Job stopt met duimen. Mama wil ook dat Job stopt met duimen.  Mama vindt het zielig voor de tandjes. ‘Van duimen gaan je tanden scheef staan,’ zegt mama, ‘en een beugel is echt niet fijn.’ Papa en mama hebben gelijk. ‘Ik wil ook stoppen met duimen,’ zegt Job, ‘duimen is voor baby’s.’ Maar stoppen met duimen is best moeilijk.  Job vergeet het steeds, dan zit die duim toch weer in zijn mond.    

Jelle heeft een speen. Papa vindt Jelle te groot voor een speen. ‘Een speen is voor baby’s,’ zegt papa, ‘geef je speentje maar aan de pop.’ Hij pakt de baby pop van Jelle. Papa wil dat Jelle zijn speen weg doet. Mama wil ook dat Jelle zijn speen weg doet. Ze vindt Jelle ook  te groot voor een speen. ‘Leg de speen maar onder je kussen,’ zegt mama, ‘dan komt de spenen-fee hem halen.’ Mama vertelt dat de spenen-fee de speen naar baby’s brengt die geen speentje hebben. Jelle snapt er niks van.  ‘Nee! Dat is mijn speen,’ zegt Jelle ‘speen is niet voor baby’s!’ Jelle wil zijn speen niet weg doen. ‘Ik ben niet groot!’

Mama heeft een idee: ‘We maken een sticker kaart.’  ‘Elke keer als jullie gaan slapen zonder duim of zonder speen, dan krijgen jullie een sticker,’ legt mama uit. ‘En als er een rij vol is, dan krijgen jullie een cadeautje.’ Ze pakt een groot vel papier. En bovenaan schrijft ze: ‘Ik stop met duimen.’ Met een potlood en een liniaal trekt Job rechte lijnen over het papier. Als hij klaar is, staat het papier vol met vakjes. Daar kunnen heel veel stickers in. De ‘Ik stop met duimen’- kaart plakken ze op de slaapkamerdeur van Job.  

Mama pakt nog een vel papier voor Jelle. Op dit vel papier schrijft ze: ‘Ik stop met mijn speen.’  Dan moeten de vakjes nog gemaakt worden. Jelle vindt het moeilijk om rechte lijntjes te tekenen. Maar samen met mama lukt het hem wel.  De ‘Ik stop met mijn speen’-kaart plakken ze op de slaapkamerdeur van Jelle.

‘Vannacht ga ik niet duimen,’ zegt Job vastberaden als hij in bed kruipt. En als papa `s-nachts bij Job gaat kijken, dan zit er geen duim in de mond van Job. Het is gelukt! De volgende ochtend mag Job een mooie sticker uitkiezen en op zijn stickerkaart plakken.

‘Ik wil geen sticker, ik wil mijn speen,’ zegt Jelle als hij gaat slapen. Papa laat allemaal  mooie gekleurde stickers zien. Maar Jelle vindt zijn speen nog veel mooier. Jelle stopt zijn speen in zijn mond en valt in slaap. De volgende ochtend mag Jelle geen sticker uitkiezen. Zijn stickerkaart blijft leeg.

Een week later heeft Job al zeven stickers verdiend. De eerste rij van de stickerkaart is vol. ‘Wat heb je het goed gedaan,’ zegt papa trots. ‘Krijg ik nu een cadeautje?’ vraagt Job. ‘Jazeker,’ zegt papa en hij geeft Job een nieuw autootje. Job is blij. Hij wil elke dag wel een sticker en elke week wel een nieuw autootje. Job stopt met duimen.

De stickerkaart van Jelle is nog steeds leeg. Jelle wil geen stickers en Jelle wil ook geen cadeautjes. Jelle wil maar één ding en dat is zijn speen. ‘Jelle, ik denk dat je gelijk hebt,’ zegt mama, ‘je bent niet te groot voor een speen.’ Een speen is voor baby’s en voor kleine peutertjes. Jelle is blij.  Hij mag zijn speen nog houden. Totdat de spenen-fee zijn speen komt halen!

vrijdag 20 mei 2016

Voetbal


‘Goal!’ juicht Job. Met zijn handen in de lucht rent hij over het gras. Job heeft de bal langs Jelle geschoten. ‘Goal!’ juicht Jelle. Met zijn handjes in de lucht springt hij vrolijk op en neer.  ‘Tien – nul,’ zegt Jelle blij. Jelle snapt nog niet veel van doelpunten. Dus als de broertjes voetballen, wint Job altijd!

Jelle haalt de bal en legt hem voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Jelle schiet zo hard als hij kan tegen de bal. De bal rolt over het gras. Maar Job houdt de bal tegen, de bal gaat niet langs Job. Geen doelpunt voor Jelle.

Dan mag Job weer schieten. Hij legt de bal voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Job schiet zo hard als hij kan tegen de bal. De bal vliegt over het veld. Jelle houdt de bal niet tegen, de bal gaat langs Jelle. Weer een doelpunt voor Job.

Maar nu juicht Job niet. Verschrikt kijkt Job naar de bal. Job heeft veel te hard geschoten. De bal rolt over de grote weg.  Jelle wil de bal gaan halen. Hij rent naar de stoep.  Dan hoort hij Job roepen:  ‘Nee! Jelle, stop!’. En Jelle stopt.

‘Wij mogen de grote weg niet oversteken,’ zegt Job, en hij pakt de hand van zijn broertje vast, ‘Hier rijden auto’s en dat is gevaarlijk.’ Jelle is boos, hij wil de bal halen. De bal ligt aan de andere kant van de weg. Jelle snapt nog niet dat de grote weg gevaarlijk is. Dus als er een auto langs rijdt, houdt Job zijn broertje stevig vast.   

‘Papa!’ roept Job. Papa zit in de tuin en komt aangelopen. “Wil jij de bal voor ons halen?’ vraag Job. ‘Nee, ik bal halen!’ zegt Jelle boos. ‘Laten we de bal samen gaan halen,’ zegt papa. Papa pakt een handje van Jelle vast. En papa pakt een hand van Job vast. ‘We kijken eerst goed naar links,’ zegt papa. Job en Jelle kijken naar links maar er komt niks aan. ‘Dan kijken we naar rechts.’ De jongens kijken naar rechts, maar ook aan die kant is de weg leeg. ‘Dan kijken we nog een keer naar links,’ gaat papa verder. Er is nog steeds geen auto, geen bus, geen motor, geen brommer, geen fiets te zien. De weg is helemaal leeg. ‘Nu mogen we oversteken,’ zegt Job. Hand in hand steken ze de grote weg over. Jelle pakt de bal. En papa helpt weer met oversteken.

Job loopt over de stoep terug naar het grasveldje. Jelle loopt achter Job, met de bal. Jelle legt de bal voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Jelle schiet de bal zo langs Job. Een doelpunt voor Jelle. ‘Goal!’ juicht Jelle.

Nu is Job boos. Dit doelpunt is niet eerlijk.  

vrijdag 13 mei 2016

Eendjes voeren


Job en Jelle gaan de eendjes voeren.  Mama heeft een zak vol met oud brood. Dat lusten de eendjes wel. Job en Jelle lopen naar de vijver. Alle eendjes klimmen uit het water en waggelen naar de jongens toe.  Wat maken de eenden veel kabaal. Job pakt een sneetje brood uit de zak en gooit kleine stukjes naar de eendjes. “Kijk, ze vechten om een stukje brood” zegt Job. Snel gooit hij nog een stukje. “Niet vechten eendjes, er is genoeg voor jullie allemaal” stelt Job de eendjes gerust.

Jelle heeft ook een sneetje brood. Net als zijn grote broer trekt hij er een klein stukje vanaf. “Jelle, wat doe je nu?“ roept Job.  Jelle geeft het stukje brood niet aan de eendjes. Nee, hij stopt het stukje zo in zijn eigen mond. En ook het volgend stukje, en het volgende stukje.  “Dat brood is oud, dat moet je aan de eendjes geven” zegt Job. Maar Jelle vindt het oude brood ook lekker. De eendjes kwaken naar Jelle, maar het brood krijgen ze niet.  Job pakt het brood uit de handjes van Jelle. Jelle moet huilen. Job maakt kleine stukjes van het brood en hij gooit het op de grond. “Het brood is voor de eendjes” zegt Job streng. En de eendjes eten al het brood op.

Mama troost Jelle. “kom maar mee naar huis, dan krijg je een lekkere verse boterham met kaas”.  Jelle veegt zijn tranen weg en zwaait naar de eendjes. Maar de eendjes zijn al weg.  Alle eendjes zwemmen in het water.    

vrijdag 6 mei 2016

Verstoppertje

Opgerold als een klein egeltje zit Jelle onder de tafel. Hij houdt zijn handjes voor zijn ogen. Het is helemaal donker. “Nu kan Job me niet vinden” denkt Jelle. Jelle heeft zich goed verstopt.

Job en Jelle spelen verstoppertje. “Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien,” telt Job, “wie niet weg is wordt gezien, ik kom!”. Job draait zich om. En gelijk ziet hij Jelle onder de tafel zitten. “Gevonden!”, roept Job blij “daar, onder de tafel”. Jell...e had zich toch niet zo goed verstopt.

Dan is Jelle aan de beurt om te tellen. “Een, twee, acht, dertien, vijf…..” telt Jelle. Jelle kan nog niet zo goed tot tien tellen. Snel rent Job naar de gang en verstopt zich in de wc. In de wc is het helemaal donker. “Hier kan Jelle me niet vinden” denkt Job. Job heeft zich goed verstopt.

“zes, vier, tien ik kom”, roept Jelle. Gelijk kijkt Jelle onder de tafel. Maar Job zit niet onder de tafel. Dan kijkt Jelle achter de bank. Maar Job zit niet achter de bank. Dan kijkt Jelle in de keuken. Maar Job zit ook niet in de keuken. Jelle zoekt heel goed, maar hij kan Job nergens vinden. “Job, maak eens een geluidje!” roept Jelle. “Miauw, miauw” klinkt het uit de gang. Snel loopt Jelle naar de gang. Jelle zoekt in de gang. Maar Job zit niet in de gang. “Maak eens een geluidje!”, roept Jelle nog een keer. “miauw, miauw” hoort Jelle nu heel dicht bij. Jelle kijkt naar de deur van de wc. Komt het geluid daar vandaan? Jelle kan net bij de deurklink. Hij maakt de deur open. Het is erg donker in de wc. Job staat muisstil in het hoekje van de wc. Maar dan ziet Jelle hem staan. “Gevonden!” roept Jelle blij. Job had zich heel erg goed verstopt.

Dan mag Job weer tellen. En Jelle gaat zich verstoppen. Jelle weet nu een hele goede verstopplek. Hij rent naar de gang en verstopt zich in de wc. Zou Job hem daar vinden?

Koningsdag

De koning is jarig! De koning van Nederland. Koning Willem Alexander van Oranje.

“Aankleden jongens, we gaan Koningsdag vieren”, zegt mama. “Mag ik dan mijn oranje koningsshirt aan?”, vraag Job. “Ja Job, ga je oranje shirt maar snel aantrekken!”, antwoord mama. Job is al groot, hij kan zich al zelf aankleden. “Ik ook koningsshirt?”, vraag Jelle. “Ja Jelle, jij mag ook je koningsshirt aan. Kom maar mee dan zal ik je aankleden”, zegt mama. Jelle is nog klein, hij kan zich nog niet zelf aankleden.

Job heeft op school een oranje muts voor Koningsdag gemaakt. Job zet de muts op zijn hoofd. Jelle zit nog niet op school. Jelle heeft op het kinderdagverblijf een oranje muts voor Koningsdag gemaakt. Jelle zet de muts ook op zijn hoofd. Met een oranje shirt aan en een oranje muts op zien Job en Jelle er feestelijk uit.

“Kijk, een vlag!” roept Job als hij met papa, mama en Jelle naar buiten loopt. Boven het raam van de buren wappert een grote vlag aan een grote stok. Een vlag met een rode streep, een witte streep en een blauwe streep. “Rood, wit, blauw…… dat is de vlag van Nederland!”, zegt Job trots. “Dat heb ik op school geleerd”.

“Nog een vlag, nog een vlag”, roept Jelle enthousiast. Jelle ziet nog meer vlaggen in de straat hangen. Allemaal zijn ze rood, wit en blauw. “Wat hangen er veel vlaggen”, zegt papa “ik denk dat we wel 20 vlaggen tegenkomen als we naar het centrum lopen”. “Nou, ik denk dat we wel 100 vlaggen tegenkomen”, zegt Job. Papa, mama, Job en Jelle lopen naar het centrum en ze tellen alle vlaggen die ze tegenkomen.

In de straat van Job en Jelle tellen ze al 6 vlaggen. “Daar, nog een!” roept Jelle blij en hij wijst naar een vlag aan de andere kant van de straat. “Dat is gek” zegt Job “de vlag is rood, wit en blauw maar er hangt ook nog een oranje sliert aan”. “Dat is een oranje wimpel” legt papa uit “een oranje wimpel omdat onze koning van Oranje vandaag jarig is”. Job vindt de oranje wimpel erg mooi.

Als ze een paar straten verder lopen heeft Job al 20 vlaggen geteld. Dan ziet hij nog een vlag hangen. “Dat is 21! Papa jij had geen gelijk!“ zegt hij triomfantelijk “er hangen meer dan 20 vlaggen”. “Je hebt gelijk” zegt papa “Er hangen meer dan 20 vlaggen in de straten, maar ik denk niet dat het er 100 zijn”.

Dan lopen papa, mama, Job en Jelle het centrum in. Er zijn overal kraampjes, er is muziek, op het plein staat een springkussen en Job laat zich schminken. Hij kiest voor een vlaggetje op zijn wang. Een rood, wit, blauw vlaggetje met een oranje wimpel. Jelle wil geen schmink op zijn gezicht. Jelle krijgt een klein vlaggetje op een klein stokje. Een rood, wit, blauw vlaggetje, zonder wimpel. Vrolijk zwaait Jelle met het vlaggetje!

In het centrum is er zoveel te zien dat ze helemaal vergeten de vlaggen te tellen. Maar bij heel veel huizen hangt de vlag uit. Zou Job dan toch gelijk hebben? Zouden er echt 100 vlaggen hangen?

maandag 2 mei 2016

Naar de supermarkt

Naar de supermarkt

Papa vraagt: “Wie gaat er mee boodschappen doen?”. “Ik niet” zegt Job. “Ik ook niet” zegt Jelle. “Is er niemand die mij wil helpen?” Papa kijkt erg verdrietig. Papa moet heel veel boodschappen halen, daar kan hij wel wat hulp bij gebruiken. “Job, wil je me vandaag weer helpen met scannen?” vraagt hij. “Ja, leuk scannen!” roept Job, “ik ga mee”.“Jelle, help jij mee met het uitkiezen van een toetje?” vraagt papa. “Ja, lekker toetje!" roept Jelle,“ik ga ook mee”.

In de supermarkt loopt Job gelijk naar de muur met de handscanners. Hij kijkt waar het lampje gaat branden en pakt de scanner uit de muur. Dan klimt Job bij papa in de boodschappenkar. Job kan al heel goed helpen. Papa geeft de boodschappen aan Job. En Job scant de streepjescode.
Jelle heeft een eigen karretje. Een klein karretje met een vlaggetje aan een stok. De hagelslag mag in het karretje van Jelle. De Tumtummetjes mogen er ook in. “De spinazie mag er niet bij” zegt Jelle. Want spinazie lust Jelle niet. “Geef maar aan mij” zegt Job "ik vind spinazie wel lekker". Job scant de spinazie en legt het in de grote kar.

Dan wil Jelle geen boodschappen meer doen. Jelle staat stil. Het karretje van Jelle staat ook stil. “Mag ik zitten?” vraagt Jelle. Hij wijst naar het zitje van de grote kar. De kar zit vol met boodschappen. “Nee Jelle, dat past niet”, antwoord Job. En papa zegt: “Kom op Jelle, we zijn bijna klaar”. Dan loopt Jelle eindelijk verder. “Jelle, je vergeet je karretje!” roept Job. Maar Jelle wil het karretje niet meer. “Job, wil jij het karretje van Jelle duwen?” vraagt papa. “Nee” zegt Job “ik wil geen karretje duwen, ik wil scannen”. Papa zucht. Twee karretjes duwen lukt niet. Dus legt papa de hagelslag en de tumtummetjes in de grote kar en brengen ze het kleine karretje terug.

“Nu klaar?” vraagt Jelle. “Bijna” zegt Papa “alleen nog de melk, de boter en de toetjes”. “Ja, toetjes!” roepen Job en Jelle. En ze rennen naar het koelvak. Jelle mag het toetje kiezen. “Jelle, kies deze” zegt Job tegen zijn broertje. Hij wijst naar het toetje met de smarties. “Ja, smarties!” roept Jelle blij. Jelle kiest het toetje met de smarties. En Job mag het toetje scannen.

zondag 1 mei 2016

Naar de kapper

Naar de kapper

De haren van Job zijn erg lang. De haren van Jelle zijn ook erg lang. Job en Jelle gaan daarom naar de kapper. Job mag als eerste op de grote stoel voor de spiegel zitten. Hij krijgt een mooie kapperscape om. “Kijk, koekiemonster” roept Jelle vrolijk. Hij wijst naar het plaatje op de cape. “Hoe mag ik het knippen” vraagt de kapster aan mama. “Maak er maar korte stoere stekeltjes van” antwoord mama.

Job is al groot en zit netjes stil. De kapster maakt de haartjes nat met de waterspuit. Dan pakt ze een schaar. Knip, knip, doet de schaar, en lange haren vallen op de grond. Met de tondeuse scheert ze de haren in Job zijn nek helemaal kort. Als de kapster klaar is kiest Job de blauwe gel voor zijn stekeltjes. Job ziet er erg mooi uit!

Jelle vindt het leuk bij de kapper. Hij kletst met de kapster. Hij leest een boekje. En hij kijkt naar zijn grote broer die wordt geknipt. Maar dan mag Jelle op de stoel gaan zitten. Jelle wil niet op de stoel. Jelle wil ook de mooie cape met koekiemonster niet om. Jelle huilt “neeee, Jelle niet kapper!’ . Mama neemt Jelle op schoot. Jelle is bang voor de waterspuit. Jelle is bang voor de schaar. En Jelle is bang voor de tondeuse.

Jelle is nog maar klein en hij zit niet stil. Mama houdt hem stevig vast. De kapster knipt de haartjes af. Door de tranen en snottebellen van Jelle plakken de haartjes in zijn gezicht. En de haartjes prikken in zijn nek, want Jelle heeft de cape afgetrokken. Jelle gilt “au au au” en hij schudt met zijn hoofd. Maar haartjes knippen doet geen pijn. Jelle hoeft niet bang te zijn.

Dan is de kapster klaar. Job krijgt een snoepje. Hij heeft zo netjes stil gezeten. Jelle moet nog leren om stil te zitten. Maar hij krijgt toch een snoepje. Dan huilt Jelle niet meer. Met twee mooie korte koppies gaan de jongens weer mee naar huis.

Broertjes

Broertjes

Job heeft een broertje. Eerst had hij een baby broertje.
Een heel lief baby broertje. Maar de baby kon niet praten.

De baby kon niet lopen. En de baby kon nog niet met Job spelen.


Job was heel lief voor zijn broertje. Job gaf hem een flesje. Job duwde de kinderwagen.
En Job gaf heel veel kusjes aan zijn lieve broertje. Maar Job kon niet wachten om met zijn broertje te kunnen spelen.

Nu heeft Job geen baby broertje meer. De baby is groter geworden.
Job heeft een broertje. En zijn broertje heet Jelle.

Jelle kan al lopen, en ook al best hard rennen. Jelle kan al praten, nog niet zo heel erg goed maar Job weet altijd precies wat Jelle zegt. En Jelle wil altijd met Job spelen!!
Job en Jelle zijn broertjes. En ze zijn beste vriendjes. Samen spelen. Samen delen. Samen lachen. Samen stoeien.


Maar ook samen ruzie maken. Want alle broertjes hebben ook wel eens ruzie. Job kan hele hoge torens bouwen. En Job kan heel boos worden als Jelle de toren omgooit. Jelle kan heel lief met de trein spelen. En Jelle kan heel boos worden als Job de trein afpakt omdat hij met dezelfde trein wil spelen.

Job en Jelle maken nooit lang ruzie. Want Job vindt het veel te leuk om samen met Jelle te spelen. En Jelle vindt het veel te leuk om samen met Job te spelen. Wat is het fijn om broertjes te zijn!!