vrijdag 17 maart 2017

Wiebeltand


Wat gek! Job heeft een wiebeltand. Eerst wiebelde de tand een klein beetje. Maar nu zit de tand heel erg los. ‘Mama, wanneer gaat die wiebeltand er uit?’ vraagt Job. Met zijn vingers wiebelt Job de losse tand heen en weer. Maar de tand blijft zitten. ‘Het zal nu niet lang meer duren,’ antwoordt mama. ‘Je moet nog even geduld hebben.’ Job vindt tanden wisselen stoer. Hij wil wel zo’n grote mensen tand. Maar Job wil niet meer wachten en wiebelt nog harder aan zijn tand.

‘Wil je een appel?’ vraagt Jelle. Job heeft al heel veel appels gegeten. Maar de tand is niet in de appel blijven zitten. Job schudt zijn hoofd en zegt: ‘In een appel bijten helpt niet.’ Papa heeft nog een idee. ‘Ik kan een touwtje om je wiebeltand binden en dan trek ik de tand er in één ruk uit.’ Job slaat zijn handjes voor zijn mond. En schudt weer met zijn hoofd. Dat doet vast pijn. Job moet gewoon nog even wachten.

Job en Jelle gaan buiten spelen. Daar ziet Job een klein wit steentje liggen. Hij pakt het steentje op en roept: ‘Kijk Jelle! Mijn tand is er uit!’ Jelle klapt in zijn handjes en vraagt: ‘Ben je nu een groot mens?’ Job lacht. ‘Ik heb je gefopt!’ zegt Job. ‘Dit is gewoon een steentje.’ Jelle pakt het steentje en rent naar binnen. ‘Kijk, mijn tand!’ roept Jelle. Papa en mama kijken verbaast naar Jelle. ‘Is dat de tand van Job?’ vraagt mama. Jelle laat het steentje zien en zegt: ‘Grapje!’

Dan komt Job binnen rennen. ‘Kijk, mijn tand!’ roept Job. ‘Hebben we daar nog zo’n grapjas?’ vraagt papa. En mama vraagt: ‘Heb jij ook een steentje gevonden?’ Maar Job juicht: ‘Het is mijn wiebeltand!’ Het is echt de tand van Job. Het tandje is er vanzelf uitgevallen. ‘Wauw, je eerste melktand is er uit,’ zegt mama trots. ‘Ben je nu een groot mens?’ vraagt Jelle. ‘Ik ben je grote broer en ik krijg een grote mensentand!’ antwoordt Job. Papa, mama en Jelle kijken vol bewondering naar de tand  van Job. En naar het gat in zijn mond.

‘Je mag je tandje vanavond onder je kussen leggen,’ vertelt mama. ‘Dan komt de tanden   fee je tandje halen en legt dan een muntje onder je kussen.’ Job kijkt naar zijn tandje en zegt: ‘Ik wil mijn tand niet aan de tanden fee geven. Ik wil het tandje zelf houden.’ Dat vindt mama goed. ‘We kopen een mooi tandenbakje waar je het tandje in kan bewaren.’  

Jelle pakt zijn steentje en vraagt: ‘Is dit tandje voor de fee?’ ‘Dat is toch geen tandje,’ zegt Job. ‘Dat is een steentje.’ Maar papa lacht: ‘Jelle, leg jij dat tandje vanavond maar onder je kussen. Een grapje voor de tanden fee.’

Die avond liggen de broertjes in hun bedje. Job kan niet slapen. Zijn tong gaat steeds naar het gat tussen zijn tanden. Job wacht op zijn grote mensentand. Jelle kan ook niet slapen. Het steentje ligt onder zijn kussen. En Jelle wacht op de tanden fee.  Zou de fee vannacht komen?


vrijdag 3 maart 2017

Koning Woedend


Mama zet twee bakjes met druiven op de tafel. Een bakje voor Job. En een bakje voor Jelle. ‘Lekker!’ roept Jelle en hij pakt een druif uit een bakje. Maar dan schreeuwt Job: ‘Nee Jelle! Dat is mijn bakje!’ Wild pakt Job het bakje van de tafel. Jelle schrikt er van. ‘De bakjes zijn precies hetzelfde,’ zegt mama. ‘Geef dat bakje eens terug aan Jelle.’  Job luistert niet naar mama. Het bakje geeft hij niet terug.  Boos zegt Job: ‘Dan heeft Jelle veel meer druiven. Dat is niet eerlijk!’

‘Job, doe niet zo boos en geef dat bakje terug,’ zegt mama. Maar Job is wel boos en schreeuwt: ‘Jij bent niet de baas over mij! Ik ben Koning Woedend.’ En kwaad gooit Koning Woedend het bakje met de druiven op de grond. ‘En ik ben de mama van Koning Woedend,’ zegt mama streng, ‘en de koning gaat nu even afkoelen op de gang!

Met een harde schreeuw rent de koning de kamer uit. Mama en Jelle horen de koning uitrazen in de gang. ‘Koning Woedend lijkt wel een Leeuwenkoning,’ zegt mama. ‘Hij brult zo hard.’ Jelle is bang voor Koning Woedend en kruipt dicht tegen mama aan.

Dan wordt het rustig op de gang. ‘Ik hoor Koning Woedend niet meer,’ zegt Jelle. ‘Ik ga wel even kijken,’ zegt mama en ze loopt naar de gang. Koning Woedend is verdwenen. Job is gewoon weer Job. Hij zit op de grond en huilt zachtjes. Mama hurkt bij Job neer en zegt: ‘Kom eens hier jongen.’ Job kruipt in de armen van mama. Hij houdt mama stevig vast en snikt: ‘Sorry, mama. Ik wilde niet boos zijn. Dat was Koning Woedend.’

Mama geeft Job een kus op zijn hoofd. ‘Die vervelende Koning Woedend ook altijd,’ zucht mama. ‘Gelukkig is hij weer weg.’ Dan gaan ze terug naar de kamer. ‘Ben jij niet meer Koning Woedend?’ vraagt Jelle. Job schud zijn hoofd. Jelle hoeft niet bang te zijn.

Het bakje ligt nog op de grond. De druiven zijn alle kanten op gerold. Job raapt het bakje op. Eén voor één doet hij alle druiven weer terug in het bakje. Jelle helpt mee. Dan eten de broertjes samen alle druifjes op. Een druifje voor Job. Een druifje voor Jelle. Een druifje voor Job. En een druifje voor Jelle. En als het bakje leeg is eten ze verder uit het andere bakje.

Dan is er nog maar één druifje over. Job is aan de beurt. Job pakt het laatste druifje en geeft het aan Jelle. ‘De laatste is voor jou,’ zegt Job. Jelle durft het laatste druifje niet te pakken. Zou Koning Woedend dan terug komen? Voorzichtig vraagt Jelle: ‘Is dat eerlijk?’ Job lacht: ‘Het is niet eerlijk maar het is wel lief!’ En dan eet Jelle het laatste druifje op.