vrijdag 17 februari 2017

Sneeuw


Het is zondagochtend. Job en Jelle liggen nog in bed.  Job wordt wakker. Slaperig trekt hij de warme deken over zijn hoofd. Jelle wordt ook wakker. Gapend wrijft Jelle met zijn vuistjes in zijn ogen. Dan horen ze mama roepen: ‘Job! Jelle! kom snel kijken!’ Wat is er aan de hand?  Job en Jelle springen snel uit bed en rennen naar mama. Mama staat naast het grote bed en kijkt naar buiten.  ‘Wat is er mama?’ vraagt Jelle. Maar Job ziet het al en roept: ‘Sneeuw! Jippie! Sneeuw!’ Job pakt de handjes van zijn broertje vast. Samen springen ze op en neer en roepen blij: ‘Het sneeuwt. Het sneeuwt!’

Het is buiten zo mooi. De tuin is wit. De straat is wit. De daken zijn wit.  Alles is wit. ‘Mogen we buiten spelen?’ vraagt Job. ‘Eerst wat eten en warm aankleden,’ zegt mama, ‘dan mogen jullie naar buiten.’ Job en Jelle eten een boterham.  Mama kleedt de broertjes warm aan. Met de laarzen aan, de sjaal om en handschoenen aan rennen de broertjes de witte tuin in.

‘Kom, we gaan sleetje rijden!’ roept Job enthousiast. Job pakt de slee en Jelle gaat er op zitten. Job trekt aan de slee. Maar het gaat veel te hard. ‘Stop!’ roept Jelle. Jelle vindt sleetje rijden eng. ‘Dan gaan we sneeuwballen gooien!’ juicht Job. Job pakt een hand sneeuw en maakt er een mooie bal van. ‘Jelle! Vangen!’ roept Job. Job gooit de sneeuwbal naar Jelle. Maar Jelle kan nog niet vangen. De koude sneeuw komt zo in Jelle z’n nek.  Jelle vindt sneeuwballen gooien niet leuk.

‘Sneeuw is koud,’ jammert Jelle. Jelle gaat naar binnen. ‘Jelle, kom je weer in de sneeuw spelen?’ vraagt Job. Maar Jelle wil niet meer in de sneeuw spelen. ‘Zullen wij dan samen een iglo gaan bouwen?’ vraagt papa aan Job. ‘Ja! Een iglo!’ roept Job blij. Met een emmer en twee scheppen gaan Job en papa naar buiten. Samen scheppen ze de emmer vol met sneeuw. Als de emmer vol is draait papa de emmer om.  ‘Dit is de eerste steen van onze iglo,’ zegt papa. 

Papa en Job werken hard. Ze scheppen en scheppen. De muur van de iglo wordt steeds hoger. En dan is de iglo af. ‘Kom eens kijken!’ roept Job naar binnen. Jelle en mama komen naar buiten. ‘Een huisje!’ roept Jelle blij. Jelle stapt in het huisje van sneeuw. ‘Woont hier de sneeuwman?’ vraagt Jelle. ‘Nee. Er woont niemand,’ zegt Job. ‘Het is wel een heel mooi huisje voor een sneeuwpop,’ zegt mama. ‘Kom, dan maken we een sneeuwpop.’

Mama rolt een sneeuwbal door de sneeuw. Jelle helpt mama. De sneeuwbal wordt steeds groter. Papa en Job rollen alle twee ook een sneeuwbal door de sneeuw. Dan hebben ze drie grote sneeuwballen. Papa zet de sneeuwballen op elkaar. Mama haalt een sjaal, een muts, knoopjes en een wortel voor de sneeuwpop. Dan maken Job en Jelle de sneeuwpop af. Spelen in de sneeuw is leuk. Maar ook koud. Ze gaan naar binnen om op te warmen.

Job en Jelle staan voor het raam en kijken verdrietig naar buiten. ‘Wat is er jongens?’ vraagt mama. Maar dan ziet mama het al. De sneeuw smelt. De tuin is niet meer wit. Maar de sneeuwpop staat nog trots voor zijn huisje. ‘De sneeuw gaat naar huis,’ zegt Jelle.  ‘Ja, straks is alles weg,’ zegt Job verdrietig. Dag sneeuw. Dag iglo. Dag sneeuwpop. Het was een leuke dag.






vrijdag 3 februari 2017

Beestjes


Jelle zet zijn knuffels op het kleed. Dan pakt hij Aap. Aap mag in het midden zitten. Want Aap is jarig! ‘Job, kom je naar het feestje?’ roept Jelle. ‘Is er een feestje?’ vraagt Job. ‘Ja!’ antwoordt Jelle. ‘Aap is jarig!’

Job haalt bekertjes voor de limonade. En alle knuffels krijgen een bekertje nep limonade. Jelle helpt de knuffels met drinken. Jelle geeft Aap een slokje. Dan krabbelt Jelle op zijn hoofd. Jelle geeft leeuw een slokje. En Jelle krabbelt weer op zijn hoofd. ‘Jelle, volgens mij is er ook een feestje op je hoofd,’ zegt mama. ‘Een feestje van kleine beestjes.’

‘Getsie!’ roept Job. ‘Jelle heeft vlooien!’ Jelle schrikt en krabbelt wild met twee handjes op zijn hoofd. ‘De kleine beestjes in je haren zijn geen vlooien maar luizen,’ zegt mama. ‘Ze zijn niet vies maar wel heel vervelend. Want kinderen met luizen hebben last van de jeuk.’ Mama pakt de luizenkam en zet Jelle op de stoel. ‘Laten we maar eens kijken of je echt een feestje op je koppie hebt,’ zegt mama tegen Jelle.

Mama kamt de haren van Jelle met de luizenkam. Maar ze zien geen beestjes. Zou er dan toch geen feestje zijn? Mama kamt verder. En ja hoor, dan zien ze een heel klein beestje tussen de tanden van de kam.  En dan nog een. En nog een. ‘Het is een gezellig  feestje in je haren,’ zegt mama. ‘Maar nu is het feestje afgelopen! We sturen alle beestjes weg.’ ‘De beestjes mogen wel naar het feestje van Aap,’ zegt Job. ‘We hebben genoeg limonade!’  Mama lacht en vraagt: ‘Denk je dat Aap al dat gekriebel op zijn feestje wil?’ Jelle antwoordt: ‘Nee! Jeuk is niet leuk.’ En Job roept: ‘He, dat rijmt!’

‘Job, ik wil jouw haren ook nog kammen met de luizenkam,’ zegt mama. ‘Maar ik heb geen kriebel op mijn hoofd,’ zegt Job. Toch wil mama even kijken. ‘Als er luizen zijn moet iedereen in huis even gekamd worden.’ Mama kamt de haren van Job. Ze kamt heel goed. Maar Job heeft geen luizen. ‘Heb jij geen beestjes?’ vraagt Jelle. ‘Nee! Er is geen luis meer in huis,’ antwoordt Job. ‘En dat rijmt ook!’

Dan gaan Job en Jelle weer naar het feestje van Aap. Ze drinken limonade. Ze zingen liedjes. En ze kriebelen Aap op zijn koppie.  Aap vindt gekriebel op zijn koppie fijn.  Aap vindt het gekriebel niet vervelend. Want apen houden van vlooien!