vrijdag 27 mei 2016

Geen duim en geen speen


Job duimt. Papa vindt het zielig voor de duim. ‘Het is daar donker en nat,’ zegt papa, ‘dat vindt je duim echt niet fijn.’ Papa wil dat Job stopt met duimen. Mama wil ook dat Job stopt met duimen.  Mama vindt het zielig voor de tandjes. ‘Van duimen gaan je tanden scheef staan,’ zegt mama, ‘en een beugel is echt niet fijn.’ Papa en mama hebben gelijk. ‘Ik wil ook stoppen met duimen,’ zegt Job, ‘duimen is voor baby’s.’ Maar stoppen met duimen is best moeilijk.  Job vergeet het steeds, dan zit die duim toch weer in zijn mond.    

Jelle heeft een speen. Papa vindt Jelle te groot voor een speen. ‘Een speen is voor baby’s,’ zegt papa, ‘geef je speentje maar aan de pop.’ Hij pakt de baby pop van Jelle. Papa wil dat Jelle zijn speen weg doet. Mama wil ook dat Jelle zijn speen weg doet. Ze vindt Jelle ook  te groot voor een speen. ‘Leg de speen maar onder je kussen,’ zegt mama, ‘dan komt de spenen-fee hem halen.’ Mama vertelt dat de spenen-fee de speen naar baby’s brengt die geen speentje hebben. Jelle snapt er niks van.  ‘Nee! Dat is mijn speen,’ zegt Jelle ‘speen is niet voor baby’s!’ Jelle wil zijn speen niet weg doen. ‘Ik ben niet groot!’

Mama heeft een idee: ‘We maken een sticker kaart.’  ‘Elke keer als jullie gaan slapen zonder duim of zonder speen, dan krijgen jullie een sticker,’ legt mama uit. ‘En als er een rij vol is, dan krijgen jullie een cadeautje.’ Ze pakt een groot vel papier. En bovenaan schrijft ze: ‘Ik stop met duimen.’ Met een potlood en een liniaal trekt Job rechte lijnen over het papier. Als hij klaar is, staat het papier vol met vakjes. Daar kunnen heel veel stickers in. De ‘Ik stop met duimen’- kaart plakken ze op de slaapkamerdeur van Job.  

Mama pakt nog een vel papier voor Jelle. Op dit vel papier schrijft ze: ‘Ik stop met mijn speen.’  Dan moeten de vakjes nog gemaakt worden. Jelle vindt het moeilijk om rechte lijntjes te tekenen. Maar samen met mama lukt het hem wel.  De ‘Ik stop met mijn speen’-kaart plakken ze op de slaapkamerdeur van Jelle.

‘Vannacht ga ik niet duimen,’ zegt Job vastberaden als hij in bed kruipt. En als papa `s-nachts bij Job gaat kijken, dan zit er geen duim in de mond van Job. Het is gelukt! De volgende ochtend mag Job een mooie sticker uitkiezen en op zijn stickerkaart plakken.

‘Ik wil geen sticker, ik wil mijn speen,’ zegt Jelle als hij gaat slapen. Papa laat allemaal  mooie gekleurde stickers zien. Maar Jelle vindt zijn speen nog veel mooier. Jelle stopt zijn speen in zijn mond en valt in slaap. De volgende ochtend mag Jelle geen sticker uitkiezen. Zijn stickerkaart blijft leeg.

Een week later heeft Job al zeven stickers verdiend. De eerste rij van de stickerkaart is vol. ‘Wat heb je het goed gedaan,’ zegt papa trots. ‘Krijg ik nu een cadeautje?’ vraagt Job. ‘Jazeker,’ zegt papa en hij geeft Job een nieuw autootje. Job is blij. Hij wil elke dag wel een sticker en elke week wel een nieuw autootje. Job stopt met duimen.

De stickerkaart van Jelle is nog steeds leeg. Jelle wil geen stickers en Jelle wil ook geen cadeautjes. Jelle wil maar één ding en dat is zijn speen. ‘Jelle, ik denk dat je gelijk hebt,’ zegt mama, ‘je bent niet te groot voor een speen.’ Een speen is voor baby’s en voor kleine peutertjes. Jelle is blij.  Hij mag zijn speen nog houden. Totdat de spenen-fee zijn speen komt halen!

vrijdag 20 mei 2016

Voetbal


‘Goal!’ juicht Job. Met zijn handen in de lucht rent hij over het gras. Job heeft de bal langs Jelle geschoten. ‘Goal!’ juicht Jelle. Met zijn handjes in de lucht springt hij vrolijk op en neer.  ‘Tien – nul,’ zegt Jelle blij. Jelle snapt nog niet veel van doelpunten. Dus als de broertjes voetballen, wint Job altijd!

Jelle haalt de bal en legt hem voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Jelle schiet zo hard als hij kan tegen de bal. De bal rolt over het gras. Maar Job houdt de bal tegen, de bal gaat niet langs Job. Geen doelpunt voor Jelle.

Dan mag Job weer schieten. Hij legt de bal voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Job schiet zo hard als hij kan tegen de bal. De bal vliegt over het veld. Jelle houdt de bal niet tegen, de bal gaat langs Jelle. Weer een doelpunt voor Job.

Maar nu juicht Job niet. Verschrikt kijkt Job naar de bal. Job heeft veel te hard geschoten. De bal rolt over de grote weg.  Jelle wil de bal gaan halen. Hij rent naar de stoep.  Dan hoort hij Job roepen:  ‘Nee! Jelle, stop!’. En Jelle stopt.

‘Wij mogen de grote weg niet oversteken,’ zegt Job, en hij pakt de hand van zijn broertje vast, ‘Hier rijden auto’s en dat is gevaarlijk.’ Jelle is boos, hij wil de bal halen. De bal ligt aan de andere kant van de weg. Jelle snapt nog niet dat de grote weg gevaarlijk is. Dus als er een auto langs rijdt, houdt Job zijn broertje stevig vast.   

‘Papa!’ roept Job. Papa zit in de tuin en komt aangelopen. “Wil jij de bal voor ons halen?’ vraag Job. ‘Nee, ik bal halen!’ zegt Jelle boos. ‘Laten we de bal samen gaan halen,’ zegt papa. Papa pakt een handje van Jelle vast. En papa pakt een hand van Job vast. ‘We kijken eerst goed naar links,’ zegt papa. Job en Jelle kijken naar links maar er komt niks aan. ‘Dan kijken we naar rechts.’ De jongens kijken naar rechts, maar ook aan die kant is de weg leeg. ‘Dan kijken we nog een keer naar links,’ gaat papa verder. Er is nog steeds geen auto, geen bus, geen motor, geen brommer, geen fiets te zien. De weg is helemaal leeg. ‘Nu mogen we oversteken,’ zegt Job. Hand in hand steken ze de grote weg over. Jelle pakt de bal. En papa helpt weer met oversteken.

Job loopt over de stoep terug naar het grasveldje. Jelle loopt achter Job, met de bal. Jelle legt de bal voor zich neer. Hij neemt een aanloop. En Jelle schiet de bal zo langs Job. Een doelpunt voor Jelle. ‘Goal!’ juicht Jelle.

Nu is Job boos. Dit doelpunt is niet eerlijk.  

vrijdag 13 mei 2016

Eendjes voeren


Job en Jelle gaan de eendjes voeren.  Mama heeft een zak vol met oud brood. Dat lusten de eendjes wel. Job en Jelle lopen naar de vijver. Alle eendjes klimmen uit het water en waggelen naar de jongens toe.  Wat maken de eenden veel kabaal. Job pakt een sneetje brood uit de zak en gooit kleine stukjes naar de eendjes. “Kijk, ze vechten om een stukje brood” zegt Job. Snel gooit hij nog een stukje. “Niet vechten eendjes, er is genoeg voor jullie allemaal” stelt Job de eendjes gerust.

Jelle heeft ook een sneetje brood. Net als zijn grote broer trekt hij er een klein stukje vanaf. “Jelle, wat doe je nu?“ roept Job.  Jelle geeft het stukje brood niet aan de eendjes. Nee, hij stopt het stukje zo in zijn eigen mond. En ook het volgend stukje, en het volgende stukje.  “Dat brood is oud, dat moet je aan de eendjes geven” zegt Job. Maar Jelle vindt het oude brood ook lekker. De eendjes kwaken naar Jelle, maar het brood krijgen ze niet.  Job pakt het brood uit de handjes van Jelle. Jelle moet huilen. Job maakt kleine stukjes van het brood en hij gooit het op de grond. “Het brood is voor de eendjes” zegt Job streng. En de eendjes eten al het brood op.

Mama troost Jelle. “kom maar mee naar huis, dan krijg je een lekkere verse boterham met kaas”.  Jelle veegt zijn tranen weg en zwaait naar de eendjes. Maar de eendjes zijn al weg.  Alle eendjes zwemmen in het water.    

vrijdag 6 mei 2016

Verstoppertje

Opgerold als een klein egeltje zit Jelle onder de tafel. Hij houdt zijn handjes voor zijn ogen. Het is helemaal donker. “Nu kan Job me niet vinden” denkt Jelle. Jelle heeft zich goed verstopt.

Job en Jelle spelen verstoppertje. “Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien,” telt Job, “wie niet weg is wordt gezien, ik kom!”. Job draait zich om. En gelijk ziet hij Jelle onder de tafel zitten. “Gevonden!”, roept Job blij “daar, onder de tafel”. Jell...e had zich toch niet zo goed verstopt.

Dan is Jelle aan de beurt om te tellen. “Een, twee, acht, dertien, vijf…..” telt Jelle. Jelle kan nog niet zo goed tot tien tellen. Snel rent Job naar de gang en verstopt zich in de wc. In de wc is het helemaal donker. “Hier kan Jelle me niet vinden” denkt Job. Job heeft zich goed verstopt.

“zes, vier, tien ik kom”, roept Jelle. Gelijk kijkt Jelle onder de tafel. Maar Job zit niet onder de tafel. Dan kijkt Jelle achter de bank. Maar Job zit niet achter de bank. Dan kijkt Jelle in de keuken. Maar Job zit ook niet in de keuken. Jelle zoekt heel goed, maar hij kan Job nergens vinden. “Job, maak eens een geluidje!” roept Jelle. “Miauw, miauw” klinkt het uit de gang. Snel loopt Jelle naar de gang. Jelle zoekt in de gang. Maar Job zit niet in de gang. “Maak eens een geluidje!”, roept Jelle nog een keer. “miauw, miauw” hoort Jelle nu heel dicht bij. Jelle kijkt naar de deur van de wc. Komt het geluid daar vandaan? Jelle kan net bij de deurklink. Hij maakt de deur open. Het is erg donker in de wc. Job staat muisstil in het hoekje van de wc. Maar dan ziet Jelle hem staan. “Gevonden!” roept Jelle blij. Job had zich heel erg goed verstopt.

Dan mag Job weer tellen. En Jelle gaat zich verstoppen. Jelle weet nu een hele goede verstopplek. Hij rent naar de gang en verstopt zich in de wc. Zou Job hem daar vinden?

Koningsdag

De koning is jarig! De koning van Nederland. Koning Willem Alexander van Oranje.

“Aankleden jongens, we gaan Koningsdag vieren”, zegt mama. “Mag ik dan mijn oranje koningsshirt aan?”, vraag Job. “Ja Job, ga je oranje shirt maar snel aantrekken!”, antwoord mama. Job is al groot, hij kan zich al zelf aankleden. “Ik ook koningsshirt?”, vraag Jelle. “Ja Jelle, jij mag ook je koningsshirt aan. Kom maar mee dan zal ik je aankleden”, zegt mama. Jelle is nog klein, hij kan zich nog niet zelf aankleden.

Job heeft op school een oranje muts voor Koningsdag gemaakt. Job zet de muts op zijn hoofd. Jelle zit nog niet op school. Jelle heeft op het kinderdagverblijf een oranje muts voor Koningsdag gemaakt. Jelle zet de muts ook op zijn hoofd. Met een oranje shirt aan en een oranje muts op zien Job en Jelle er feestelijk uit.

“Kijk, een vlag!” roept Job als hij met papa, mama en Jelle naar buiten loopt. Boven het raam van de buren wappert een grote vlag aan een grote stok. Een vlag met een rode streep, een witte streep en een blauwe streep. “Rood, wit, blauw…… dat is de vlag van Nederland!”, zegt Job trots. “Dat heb ik op school geleerd”.

“Nog een vlag, nog een vlag”, roept Jelle enthousiast. Jelle ziet nog meer vlaggen in de straat hangen. Allemaal zijn ze rood, wit en blauw. “Wat hangen er veel vlaggen”, zegt papa “ik denk dat we wel 20 vlaggen tegenkomen als we naar het centrum lopen”. “Nou, ik denk dat we wel 100 vlaggen tegenkomen”, zegt Job. Papa, mama, Job en Jelle lopen naar het centrum en ze tellen alle vlaggen die ze tegenkomen.

In de straat van Job en Jelle tellen ze al 6 vlaggen. “Daar, nog een!” roept Jelle blij en hij wijst naar een vlag aan de andere kant van de straat. “Dat is gek” zegt Job “de vlag is rood, wit en blauw maar er hangt ook nog een oranje sliert aan”. “Dat is een oranje wimpel” legt papa uit “een oranje wimpel omdat onze koning van Oranje vandaag jarig is”. Job vindt de oranje wimpel erg mooi.

Als ze een paar straten verder lopen heeft Job al 20 vlaggen geteld. Dan ziet hij nog een vlag hangen. “Dat is 21! Papa jij had geen gelijk!“ zegt hij triomfantelijk “er hangen meer dan 20 vlaggen”. “Je hebt gelijk” zegt papa “Er hangen meer dan 20 vlaggen in de straten, maar ik denk niet dat het er 100 zijn”.

Dan lopen papa, mama, Job en Jelle het centrum in. Er zijn overal kraampjes, er is muziek, op het plein staat een springkussen en Job laat zich schminken. Hij kiest voor een vlaggetje op zijn wang. Een rood, wit, blauw vlaggetje met een oranje wimpel. Jelle wil geen schmink op zijn gezicht. Jelle krijgt een klein vlaggetje op een klein stokje. Een rood, wit, blauw vlaggetje, zonder wimpel. Vrolijk zwaait Jelle met het vlaggetje!

In het centrum is er zoveel te zien dat ze helemaal vergeten de vlaggen te tellen. Maar bij heel veel huizen hangt de vlag uit. Zou Job dan toch gelijk hebben? Zouden er echt 100 vlaggen hangen?

maandag 2 mei 2016

Naar de supermarkt

Naar de supermarkt

Papa vraagt: “Wie gaat er mee boodschappen doen?”. “Ik niet” zegt Job. “Ik ook niet” zegt Jelle. “Is er niemand die mij wil helpen?” Papa kijkt erg verdrietig. Papa moet heel veel boodschappen halen, daar kan hij wel wat hulp bij gebruiken. “Job, wil je me vandaag weer helpen met scannen?” vraagt hij. “Ja, leuk scannen!” roept Job, “ik ga mee”.“Jelle, help jij mee met het uitkiezen van een toetje?” vraagt papa. “Ja, lekker toetje!" roept Jelle,“ik ga ook mee”.

In de supermarkt loopt Job gelijk naar de muur met de handscanners. Hij kijkt waar het lampje gaat branden en pakt de scanner uit de muur. Dan klimt Job bij papa in de boodschappenkar. Job kan al heel goed helpen. Papa geeft de boodschappen aan Job. En Job scant de streepjescode.
Jelle heeft een eigen karretje. Een klein karretje met een vlaggetje aan een stok. De hagelslag mag in het karretje van Jelle. De Tumtummetjes mogen er ook in. “De spinazie mag er niet bij” zegt Jelle. Want spinazie lust Jelle niet. “Geef maar aan mij” zegt Job "ik vind spinazie wel lekker". Job scant de spinazie en legt het in de grote kar.

Dan wil Jelle geen boodschappen meer doen. Jelle staat stil. Het karretje van Jelle staat ook stil. “Mag ik zitten?” vraagt Jelle. Hij wijst naar het zitje van de grote kar. De kar zit vol met boodschappen. “Nee Jelle, dat past niet”, antwoord Job. En papa zegt: “Kom op Jelle, we zijn bijna klaar”. Dan loopt Jelle eindelijk verder. “Jelle, je vergeet je karretje!” roept Job. Maar Jelle wil het karretje niet meer. “Job, wil jij het karretje van Jelle duwen?” vraagt papa. “Nee” zegt Job “ik wil geen karretje duwen, ik wil scannen”. Papa zucht. Twee karretjes duwen lukt niet. Dus legt papa de hagelslag en de tumtummetjes in de grote kar en brengen ze het kleine karretje terug.

“Nu klaar?” vraagt Jelle. “Bijna” zegt Papa “alleen nog de melk, de boter en de toetjes”. “Ja, toetjes!” roepen Job en Jelle. En ze rennen naar het koelvak. Jelle mag het toetje kiezen. “Jelle, kies deze” zegt Job tegen zijn broertje. Hij wijst naar het toetje met de smarties. “Ja, smarties!” roept Jelle blij. Jelle kiest het toetje met de smarties. En Job mag het toetje scannen.

zondag 1 mei 2016

Naar de kapper

Naar de kapper

De haren van Job zijn erg lang. De haren van Jelle zijn ook erg lang. Job en Jelle gaan daarom naar de kapper. Job mag als eerste op de grote stoel voor de spiegel zitten. Hij krijgt een mooie kapperscape om. “Kijk, koekiemonster” roept Jelle vrolijk. Hij wijst naar het plaatje op de cape. “Hoe mag ik het knippen” vraagt de kapster aan mama. “Maak er maar korte stoere stekeltjes van” antwoord mama.

Job is al groot en zit netjes stil. De kapster maakt de haartjes nat met de waterspuit. Dan pakt ze een schaar. Knip, knip, doet de schaar, en lange haren vallen op de grond. Met de tondeuse scheert ze de haren in Job zijn nek helemaal kort. Als de kapster klaar is kiest Job de blauwe gel voor zijn stekeltjes. Job ziet er erg mooi uit!

Jelle vindt het leuk bij de kapper. Hij kletst met de kapster. Hij leest een boekje. En hij kijkt naar zijn grote broer die wordt geknipt. Maar dan mag Jelle op de stoel gaan zitten. Jelle wil niet op de stoel. Jelle wil ook de mooie cape met koekiemonster niet om. Jelle huilt “neeee, Jelle niet kapper!’ . Mama neemt Jelle op schoot. Jelle is bang voor de waterspuit. Jelle is bang voor de schaar. En Jelle is bang voor de tondeuse.

Jelle is nog maar klein en hij zit niet stil. Mama houdt hem stevig vast. De kapster knipt de haartjes af. Door de tranen en snottebellen van Jelle plakken de haartjes in zijn gezicht. En de haartjes prikken in zijn nek, want Jelle heeft de cape afgetrokken. Jelle gilt “au au au” en hij schudt met zijn hoofd. Maar haartjes knippen doet geen pijn. Jelle hoeft niet bang te zijn.

Dan is de kapster klaar. Job krijgt een snoepje. Hij heeft zo netjes stil gezeten. Jelle moet nog leren om stil te zitten. Maar hij krijgt toch een snoepje. Dan huilt Jelle niet meer. Met twee mooie korte koppies gaan de jongens weer mee naar huis.

Broertjes

Broertjes

Job heeft een broertje. Eerst had hij een baby broertje.
Een heel lief baby broertje. Maar de baby kon niet praten.

De baby kon niet lopen. En de baby kon nog niet met Job spelen.


Job was heel lief voor zijn broertje. Job gaf hem een flesje. Job duwde de kinderwagen.
En Job gaf heel veel kusjes aan zijn lieve broertje. Maar Job kon niet wachten om met zijn broertje te kunnen spelen.

Nu heeft Job geen baby broertje meer. De baby is groter geworden.
Job heeft een broertje. En zijn broertje heet Jelle.

Jelle kan al lopen, en ook al best hard rennen. Jelle kan al praten, nog niet zo heel erg goed maar Job weet altijd precies wat Jelle zegt. En Jelle wil altijd met Job spelen!!
Job en Jelle zijn broertjes. En ze zijn beste vriendjes. Samen spelen. Samen delen. Samen lachen. Samen stoeien.


Maar ook samen ruzie maken. Want alle broertjes hebben ook wel eens ruzie. Job kan hele hoge torens bouwen. En Job kan heel boos worden als Jelle de toren omgooit. Jelle kan heel lief met de trein spelen. En Jelle kan heel boos worden als Job de trein afpakt omdat hij met dezelfde trein wil spelen.

Job en Jelle maken nooit lang ruzie. Want Job vindt het veel te leuk om samen met Jelle te spelen. En Jelle vindt het veel te leuk om samen met Job te spelen. Wat is het fijn om broertjes te zijn!!