woensdag 19 april 2017

Paaseitjes


Job springt uit zijn bed.  “Jelle, wakker worden! We gaan paaseitjes zoeken!” roept hij enthousiast. Het is Pasen. En met Pasen liggen er altijd veel eitjes verstopt. Job helpt Jelle uit bed. Samen gaan ze de trap af naar beneden. Onderaan de trap zien ze gelijk een paaseitje liggen. Een blauw chocolade eitje. “Jippie, een paasei!!” roepen de jongens blij. Er staat een mandje op tafel. Job legt het blauwe paaseitje in het mandje. Dan gaan ze verder zoeken. Job zoekt bij de bank. Hij vindt een blauw eitje onder het kussen. En hij vindt een rood eitje achter de bank. Jelle zoekt bij de tafel. Hij vindt een wit eitje achter de tafelpoot. En hij vindt een rood eitje op de stoel. Samen vinden Job en Jelle heel veel paaseitjes.

Elke keer als ze een paasei vinden zijn ze heel blij. Maar dan vindt Job een wit paaseitje bovenop de verwarming. Nu is Job niet blij. “Oh nee!” roept Job verschrikt. Het chocolade eitje is helemaal zacht. “Paasei kapot?” vraagt Jelle. “Nee, het eitje is niet kapot” zegt papa. “het eitje is een beetje gesmolten”. Een chocolade eitje smelt als het te warm word. En de verwarming was te warm voor het eitje. “Kunnen we dit eitje niet meer opeten?” vraagt Job verdrietig. “Nu is de chocolade zacht en plakt aan je vingers” zegt papa. “Maar leg het eitje maar even in de koelkast. Door de kou zal de chocolade weer hard worden. Dan kan je het eitje vanmiddag opeten”.  Job vindt het wel wat vreemd. Maar hij is blij dat het zachte eitje in de koelkast weer hard zal worden.

Job en Jelle hebben alle eitjes gevonden. Wat was het leuk. Jelle wil nog meer eitjes zoeken. Maar mama neemt Jelle mee naar boven om zijn kleren aan te trekken. Snel pakt Job het mandje met paaseitjes. “Nu ben ik de paashaas” zegt hij. En hij verstopt de eitjes. Hij verstopt een rood eitje onder het kussen. En hij verstopt een blauw eitje achter de bank. Een wit eitje verstopt hij achter de tafelpoot. En een rood eitje verstopt hij op de stoel. Maar Job verstopt geen eitje op de verwarming! Want dan smelt het eitje.

“Jelle, kom je eitjes zoeken?” roept Job als alle eitjes weer verstopt zijn. “Ja, paasei zoeken!!” roept Jelle blij.  Job pakt Jelle bij zijn handje en samen zoeken ze net zo lang tot alle paaseitjes weer in het mandje liggen.

Van al dat zoeken hebben ze trek gekregen. Dan mogen ze een paaseitje opeten. Jammie!!





zaterdag 1 april 2017

Bloemen


Vandaag spelen Job en Jelle in het park. Het park ziet er mooi uit. De zon schijnt. De bomen krijgen nieuwe blaadjes. En er zijn gekleurde bloemen. ‘Kijk, een vlinder!’ roept Job. En vrolijk huppelt hij achter de vlinder aan. Jelle heeft een lieveheersbeestje op zijn hand en zegt: ‘Jij bent een lief beestje.’ Het is lente!

Job huppelt over het grasveld. In het gras groeien heel veel bloemetjes. Bloemetjes met een geel rondje en witte blaadjes. Dat zijn madeliefjes. Job plukt een madeliefje en rent naar mama. Mama leest een boek op het bankje. ‘Een bloemetje voor jou!’ zegt Job. En hij geeft het madeliefje aan mama.  ‘Wat een mooie bloem,’ zegt mama. ‘Dat is lief van jou.’ Job rent alweer weg en roept: ‘Ik ga honderd bloemen voor jou plukken.’

Job zit op zijn hurken in het gras. Jelle gaat naast zijn broer zitten. ‘Wat doe je?’ vraagt Jelle. ‘Ik pluk honderd bloemen voor mama,’ antwoordt Job. ‘Mag ik ook bloemen plukken?’ vraagt Jelle. Job knikt. Samen plukken Job en Jelle de bloemetjes uit het gras.

Job plukt en plukt. Hij heeft al een hele berg madeliefjes verzameld. Dan hoort hij mama roepen: ‘Job! Waar is Jelle?’ Job kijkt om zich heen. Maar hij ziet Jelle niet. ‘Ik weet niet waar Jelle is,’ roept Job terug. ‘Hij zat net nog naast me.’ Mama kijkt rond en loopt naar Job. ‘Ik snap er niks van,’ zegt mama. ‘Waar kan Jelle nou zijn?’ Dan roept mama: ‘Jelle! Waar ben je?’ En Job roept zo hard als hij kan: ‘Jelle!!’

‘Ik ben hier!’ Mama en Job horen de stem van Jelle.  Maar ze zien Jelle niet. ‘Het geluid kwam daar vandaan,’ zegt Job. Job wijst naar de grote gele bloemen achter het grasveld. Narcissen. Ineens komt Jelle’s hoofd boven de Narcissen uit.  Jelle zat verstopt tussen de bloemen. ‘Gevonden!’ roept Job.

‘Ik heb een hele grote bloem gevonden!’ zegt Jelle blij. Jelle heeft een narcis in zijn handjes. ‘Oh Jelle, dat mag toch niet,’ zegt mama. Jelle kijkt beteuterd en zegt: ‘Ik mag toch bloemetjes plukken.’ ‘Niet die grote bloemen,’ zegt Job boos. ‘Alleen deze kleintjes in het gras!’ Maar dat wist Jelle niet.

Mama haalt Jelle tussen de bloemen vandaan.  ‘Deze bloemen zijn door de mensen van het park neergezet zodat iedereen er naar kan kijken,’ legt mama uit. ‘Daarom mag je ze niet plukken.’ Jelle kijkt verdrietig.  ‘Ik wil ook honderd bloemen plukken,’ zegt Jelle. ‘Voor mama.’ ‘Dat is heel lief’ zegt mama, ‘maar honderd is veel te veel. Dan plukken jullie het hele park leeg.’

Job heeft een idee. ‘We maken een bloemenketting van de bloemen die we al geplukt hebben.’  ‘Ja! Voor mama!’ juicht Jelle. Heel voorzichtig maakt Job gaatjes in de steeltjes. Bloemetje voor bloemetje rijgt hij aan elkaar. Voor Jelle is bloemen rijgen nog te moeilijk. Jelle kan geen bloemenketting maken. Maar toch heeft Jelle ook iets voor mama. ‘Wat heb ik voor mama?’ vraagt Jelle. Mama ziet niks in zijn handjes. Wat zou het zijn? ‘Honderd kusjes!’ roept Jelle blij.

Job geeft mama een mooie bloemenketting. En Jelle geeft mama honderd kusjes. Wat een heerlijke lentedag!