zondag 17 februari 2019

Handje helpen


‘Jelle! Wacht!’ roept Job. Hij rent achter zijn broertje aan. Net voordat Jelle de tuin uit wil lopen pakt Job zijn arm vast. ‘Je mag de tuin niet uit,’ zegt Job streng. Jelle is het daar niet mee eens. ‘Ik kan best zelf naar de speeltuin,’ protesteert Jelle. ‘Ik kijk toch goed uit!’ Job laat de arm van Jelle los en pakt zijn hand vast. ‘Je bent veel te klein om alleen te gaan. Ik let wel op je,’ zegt Job. Hand in hand lopen de broertjes over de stoep.  

Dan komen ze bij de grote weg. Wat nu? Job en Jelle mogen deze weg niet oversteken. Maar de speeltuin is aan de andere kant. Voor het zebrapad blijven de broertjes staan. Een auto komt aanrijden en stopt keurig voor het zebrapad. De mevrouw in de auto wuift met haar hand. Dat betekent dat ze mogen oversteken. Maar Job schudt zijn hoofd en houdt zijn broertje stevig vast.  Van mama mogen ze niet alleen de straat over. Gelukkig komt mama er al aan. ‘Wat goed dat jullie op mij wachten,’ zegt mama. ‘Nu kunnen we oversteken!’  Vriendelijk steekt mama haar hand op naar de mevrouw in de auto. Dan lopen ze het zebrapad over en gaan naar de speeltuin. 

In de speeltuin willen Job en Jelle eerst schommelen. Job kan het al zelf, hij gaat heel hoog. Jelle ligt met zijn buik op de schommel en draait rondjes. Dan trekt hij zijn benen op en de schommel draait hem in het rond. ‘Kijk eens wat ik kan!’ roept Jelle. ‘Dat is toch geen schommelen,’ zegt Job. ‘Ik help je wel.’ Hij springt van de schommel af om Jelle te helpen. Het lukt Job niet om Jelle op de schommel te tillen. Jelle is te zwaar voor Job.  Maar niet voor mama. Mama zet Jelle op de schommel en Job duwt hem. ‘Hou je goed vast,’ zegt Job. ‘Dit is best eng voor jou.’ Maar Jelle roept: ‘Harder! Ik durf nog veel hoger!’ Jelle vindt schommelen helemaal niet eng.

Na het schommelen gaan ze naar de hoge glijbaan. Job helpt zijn broertje op de gevaarlijke trap en samen glijden ze naar beneden. ‘Joehoe!’ roept Jelle enthousiast. ‘Dit kan ik wel alleen!’ Jelle klimt de trap op en roetsjt de glijbaan af. Ojee! Dat gaat veel te hard. Jelle komt met zijn billen op de grond terecht. ‘Heb je je pijn gedaan?’ vraagt Job. Maar Jelle staat lachend op en loopt weer naar het trappetje. ‘Jelle, doe voorzichtig!’ roept Job. Hij wil achter zijn broertje aangaan maar mama houdt hem tegen. ‘Laat Jelle het maar zelf proberen,’ zegt mama. ‘Zullen wij hem onderaan de glijbaan opvangen? Dan valt hij niet zo hard op zijn billen.’ Job knikt. Hij gaat onderaan de glijbaan staan en roept: ‘Kom maar Jelle! Ik vang je wel!’

Job is al groot en is hij is heel erg goed in het helpen van zijn kleine broertje. Maar als Job op de evenwichtsbalk staat kan hij zelf ook wel wat hulp gebruiken. Voorzichtig schuift hij over de balk en denkt: Wat is dit moeilijk! Bijna valt Job eraf. Hij zwaait wild met zijn armen in het rond. Dan staat Jelle naast hem. Jelle pakt de arm van zijn grote broer vast en zegt: ‘Ik help je wel!’ Met de hulp van Jelle loopt Job trots over de balk. ‘‘Ik wilde net een handje komen helpen!’ zegt mama. Maar de broertjes roepen in koor: ‘Dit kunnen we al helemaal alleen!’  Mama lacht: ‘Niet helemaal alleen, maar samen lukt het wel!’


zondag 3 februari 2019

Regen


Job en Jelle kijken door het raam. ‘Het regent niet meer!’ juicht Job. ‘Mogen we nu naar buiten?’ Mama kijkt ook door het raam. Er hangen donkere wolken in de lucht, maar de regen is gestopt. ‘Gaan jullie maar snel buiten spelen voordat het weer gaat regenen,’ antwoordt mama. ‘Maar trek wel jullie laarzen aan!’

Job trekt zijn regenlaarzen aan en rent naar buiten. Mama pakt de laarzen van Jelle, maar Jelle wil geen laarzen aan. ‘Ik wil mijn schoenen aan,’ zegt Jelle. ‘Laarzen zijn stom!’ Mama kijkt naar de laarzen en zegt:  ‘Het zijn juist erg stoere laarzen waarmee je in de plassen kunt stampen. Stop je voet er maar in.’ Jelle schudt zijn hoofd en schopt met zijn voet. Jelle wil echt geen laarzen aan. Mama zucht en pakt Jelle z’n schoenen. ‘Niet door de plassen lopen,’ roept mama nog als Jelle op zijn schoenen naar buiten rent.

Job staat naast een hele grote plas. Zou de plas diep zijn? Job gooit er steentjes in. Jelle pakt een tak en roert door het water. ‘Ik ga door deze diepe plas lopen,’ zegt Job stoer. Heel voorzichtig loopt hij met zijn laarzen door de plas. Stapje voor stapje. ‘Deze plas is helemaal niet diep,’ zegt Job. Dan gaat hij stampend door de plas. Het water spettert omhoog. ‘Plassen stampen is leuk!’ roept Job enthousiast. Dat wil Jelle ook wel. Jelle vergeet dat hij geen laarzen aan heeft en springt midden in de grote plas. Verschrikt kijkt Jelle naar zijn schoenen. Zijn schoenen zijn helemaal nat. Zijn sokken zijn ook helemaal nat. Jelle z’n lip trilt. ‘Ik wil geen natte voeten,’ snikt hij.  ‘Daarom moet je laarzen aan als je in een plas springt,’ zegt Job. Mama tilt de huilende Jelle uit de plas. ‘Wil je dan toch je laarzen aan?’ vraagt mama. Jelle knikt.

Even later springt Jelle weer in de plas, dit keer met zijn laarzen aan. Nu krijgt Jelle geen natte voeten. Hij voelt wel een druppel op zijn neus. En Job voelt druppels op zijn hoofd. ‘Het gaat weer regenen,’ zegt Job. ‘We moeten naar binnen.’ Jammer. Het plassen stampen was net zo leuk. ‘Ik wil niet naar binnen,’ jammert Jelle. Gelukkig heeft mama een idee. Mama haalt de regenjassen van Job en Jelle. Met laarzen en regenjassen aan kunnen de broertjes in de regen spelen. Job trekt zijn regenjas aan. En Jelle? Jelle wil geen regenjas aan. Hij slaat zijn armen om zich heen en schudt zijn hoofd. ‘Een regenjas is stom,’ zegt Jelle boos. ‘Wil je weer nat worden?’ vraagt Job. Jelle schudt zijn hoofd. Dan voelt Jelle een druppel op zijn hoofd. En nog één. En nog één. Nu wordt hij toch nat. ‘Kom dan maar mee naar binnen,’ zegt mama. Dat wil Jelle niet! Hij trekt snel zijn regenjas aan.  
Job en Jelle spelen buiten in de regen. De broertjes springen en dansen in de plassen. Jelle is toch wel blij met zijn stoere laarzen en met zijn mooie regenjas.