vrijdag 23 december 2016

Kerstboom versieren

Papa zet de kerstboom op. ‘Zo, die staat,’ zegt papa. Het is een mooie grote boom. Maar Job zegt beteuterd: ‘De kerstboom staat scheef.’ Papa doet een stap naar achteren en kijkt naar de kerstboom. ‘Ik zie het,’ zegt papa. Hij trekt aan de stam van de boom.  ‘Nu staat hij recht,’ zegt papa tevreden. 
Naast de kerstboom staat de doos met kerstspullen. Jelle pakt de kerstballen uit de doos en vraagt: ‘Gaan we de kerstboom versieren?’ Job pakt de piek uit de doos en roept:  ‘Ik wil de piek bovenop de kerstboom zetten!’

Maar Job en Jelle moeten nog even wachten. ‘De lampjes liggen nog op zolder,’ zegt papa. Papa loopt naar de zolder om de lampjes te halen. Job wil niet op papa wachten. ‘Ik zet de piek er alvast op,’ zegt Job tegen zijn broertje. Job gaat op zijn tenen staan en strekt zijn arm uit. Maar de kerstboom is te hoog. Job kan niet bij het topje van de kerstboom.   

Jelle wil ook niet op papa wachten. ‘Deze bal hang ik hoog in de kerstboom,’ zegt Jelle.  Hij gaat ook op zijn tenen staan. Jelle probeert de kerstbal om een takje te hangen. Maar het lukt niet. De kerstbal glijdt van het takje en valt op de grond. Jelle schrikt. ‘Gelukkig is de kerstbal niet kapot,’ stelt Job zijn broertje gerust. Job heeft een idee, hij pakt de kruk. Zouden ze er nu wel bij kunnen?

Job klimt op de kruk. Maar Jelle wil ook op de kruk. ‘Jelle, we passen niet samen op de kruk,’ zegt Job en hij duwt Jelle zachtjes opzij. ‘Ik wil ook op de kruk!’ zegt Jelle. Boos trekt Jelle aan de arm van Job. Job duwt zijn broertje weg. Dan gaat het mis. Job en Jelle vallen zo tegen de kerstboom aan. Geschrokken kijken de broertjes naar de kerstboom. ‘Oh nee!’ zegt Job. ‘De kerstboom staat helemaal scheef.’ 

Dan komt papa de kamer binnen. Met de lampjes. ‘Wat is hier gebeurd?’ vraagt papa verbaasd. ‘De kerstboom staat helemaal scheef!’ ‘Ik heb niks gedaan,’ zegt Job snel. ‘Ik ook niet,’ zegt Jelle. ‘Dat is vreemd,’ zegt papa. ‘Is Aap dan in de boom geklommen?’ Jelle kijkt naar zijn knuffel aap die onder de boom ligt. Dan knikt Jelle. ‘Ja! Het was die stoute Aap,’ roept Job. ‘Moet Aap nu in de hoek?’ Papa pakt de knuffel en zet hem in de hoek. ‘Je mag niet in de kerstboom klimmen,’ zegt papa streng. En dan zet papa de kerstboom weer recht. 

‘Papa, Aap kan niet klimmen!’ fluistert Jelle. ‘Kan aap niet klimmen?’ vraagt papa verbaasd. ‘Maar ben jij dan een kleine jokkebrok?’ Jelle knikt. ‘Ik ben ook een jokkebrok,’ zegt Job zachtjes. ‘Wij zijn tegen de kerstboom gevallen.’ ‘Nou, haal Aap dan maar snel uit de hoek’ zegt papa. ‘En zeg maar even sorry!’ 

Dan gaan ze de kerstboom versieren. Papa tilt Jelle op en samen hangen ze de kerstbal hoog in de boom. En Job klimt als een aapje op de schouders van papa. En heel voorzichtig zet hij de piek bovenop de kerstboom. Helemaal recht! 


vrijdag 9 december 2016

Kerstboom


Buiten is het donker. De maan schijnt en de straatlantaarns zijn aan. Het is al bedtijd, maar Job en Jelle zijn nog wakker. Ze zijn op weg naar de grote kerstboom in de stad. Want vanavond gaan de lampjes aan.

‘Ik vind het wel een beetje spannend,’ zegt Job. ‘In het donker over straat.’ Job houdt de hand van papa stevig vast. Jelle zit in de kinderwagen. En mama duwt. Jelle kijkt met grote ogen om zich heen, hij is nog niet moe. ‘Daar is de kerstboom!’ juicht Jelle. Een grote boom is mooi verlicht door allemaal kleine lampjes. ‘Dat is geen kerstboom,’ zegt Job. ‘Dat is gewoon een boom met lampjes.’ Voor Jelle is het een kerstboom.

Onderweg komen ze heel veel verlichte bomen tegen. En achter de ramen van de huizen zien ze ook echte kerstbomen staan. Er is zelfs een huis met een verlichte arrenslee op het dak. Het ziet er erg mooi uit op straat. Job vindt het niet meer spannend in het donker. Hij huppelt vrolijk over de stoep. En Jelle klapt blij in zijn handjes als hij weer een kerstboom ziet. 

Al snel lopen ze de stad in. Het ruikt heerlijk als ze langs de oliebollenkraam lopen. ‘Mag ik een oliebol?’ vraagt Job. Maar Job mag geen oliebol. ‘Morgen zal ik oliebollen halen,’ zegt mama. Er staat een rij en mama wil niet te laat komen bij de kerstboomontsteking.

Het is een bijzondere avond. Er lopen veel mensen, de winkelstraten zijn mooi verlicht, er zijn gezellige kraampjes met lekker eten en er is kerstmuziek. Jelle zit in de kinderwagen en zijn oogjes vallen bijna dicht. Zou hij dan toch een beetje moe zijn? Maar dan zit hij ineens rechtop en roept enthousiast: ‘Kijk! Een trein!’ Het kersttreintje rijdt langs en Jelle zwaait vrolijk naar de mensen in het treintje. ‘Willen jullie ook in het treintje?’ vraagt papa. ‘Straks,’ antwoordt Job. ‘Ik wil eerst naar de grote kerstboom.’ ‘Ja! Naar de grote kerstboom!’ roept ook Jelle.
Dan zijn ze bij de grote kerstboom. Job en Jelle kijken omhoog. ‘Deze kerstboom is bijna net zo hoog als het stadhuis,’ zegt Job vol bewondering. De kerstboom is nog donker. ‘Waar zijn de lampjes?’ vraagt Jelle beteuterd. ‘De lampjes zitten in de kerstboom,’ antwoordt mama. ‘Maar we moeten nog even wachten totdat de lampjes aan gaan.’ Jelle vindt deze grote donkere kerstboom maar saai.

Job vindt het niet saai. Er worden kerstkoekjes uitgedeeld. En Job zingt zachtjes mee met de kerstliedjes die worden gezonden. Dan stopt de muziek en is het helemaal stil. Nu gaat het gebeuren. Alle mensen kijken naar de kerstboom en tellen af:  ‘Drie. Twee. Een. Wauw!’ De lampjes branden. Wat ziet dat er mooi uit! Job kan zijn ogen niet van de kerstboom afhouden. Hij ziet hele grote kerstballen, mooie slingers, kerststerren en helemaal bovenin het puntje ziet hij de piek. Het is prachtig.

En Jelle? Jelle ziet helemaal niets. Jelle is in slaap gevallen. Hij droomt over een mooi verlichte kerstboom. En van een ritje in het kersttreintje.