Buiten is het donker. De maan schijnt en de straatlantaarns
zijn aan. Het is al bedtijd, maar Job en Jelle zijn nog wakker. Ze zijn op weg
naar de grote kerstboom in de stad. Want vanavond gaan de lampjes aan.
‘Ik vind het wel een beetje spannend,’ zegt Job. ‘In het
donker over straat.’ Job houdt de hand van papa stevig vast. Jelle zit in de
kinderwagen. En mama duwt. Jelle kijkt met grote ogen om zich heen, hij is nog
niet moe. ‘Daar is de kerstboom!’ juicht Jelle. Een grote boom is mooi verlicht
door allemaal kleine lampjes. ‘Dat is geen kerstboom,’ zegt Job. ‘Dat is gewoon
een boom met lampjes.’ Voor Jelle is het een kerstboom.
Onderweg komen ze heel veel verlichte bomen tegen. En achter
de ramen van de huizen zien ze ook echte kerstbomen staan. Er is zelfs een huis
met een verlichte arrenslee op het dak. Het ziet er erg mooi uit op straat. Job
vindt het niet meer spannend in het donker. Hij huppelt vrolijk over de stoep. En
Jelle klapt blij in zijn handjes als hij weer een kerstboom ziet.
Al snel lopen ze de stad in. Het ruikt heerlijk als ze langs
de oliebollenkraam lopen. ‘Mag ik een oliebol?’ vraagt Job. Maar Job mag geen
oliebol. ‘Morgen zal ik oliebollen halen,’ zegt mama. Er staat een rij en mama
wil niet te laat komen bij de kerstboomontsteking.
Het is een bijzondere avond. Er lopen veel mensen, de
winkelstraten zijn mooi verlicht, er zijn gezellige kraampjes met lekker eten
en er is kerstmuziek. Jelle zit in de kinderwagen en zijn oogjes vallen bijna
dicht. Zou hij dan toch een beetje moe zijn? Maar dan zit hij ineens rechtop en
roept enthousiast: ‘Kijk! Een trein!’ Het kersttreintje rijdt langs en Jelle
zwaait vrolijk naar de mensen in het treintje. ‘Willen jullie ook in het
treintje?’ vraagt papa. ‘Straks,’ antwoordt Job. ‘Ik wil eerst naar de grote
kerstboom.’ ‘Ja! Naar de grote kerstboom!’ roept ook Jelle.
Dan zijn ze bij de grote kerstboom. Job en Jelle kijken
omhoog. ‘Deze kerstboom is bijna net zo hoog als het stadhuis,’ zegt Job vol
bewondering. De kerstboom is nog donker. ‘Waar zijn de lampjes?’ vraagt Jelle
beteuterd. ‘De lampjes zitten in de kerstboom,’ antwoordt mama. ‘Maar we moeten
nog even wachten totdat de lampjes aan gaan.’ Jelle vindt deze grote donkere
kerstboom maar saai.
Job vindt het niet saai. Er worden kerstkoekjes uitgedeeld.
En Job zingt zachtjes mee met de kerstliedjes die worden gezonden. Dan stopt de
muziek en is het helemaal stil. Nu gaat het gebeuren. Alle mensen kijken naar
de kerstboom en tellen af: ‘Drie. Twee.
Een. Wauw!’ De lampjes branden. Wat ziet dat er mooi uit! Job kan zijn ogen
niet van de kerstboom afhouden. Hij ziet hele grote kerstballen, mooie
slingers, kerststerren en helemaal bovenin het puntje ziet hij de piek. Het is
prachtig.
En Jelle? Jelle ziet helemaal niets. Jelle is in slaap gevallen.
Hij droomt over een mooi verlichte kerstboom. En van een ritje in het
kersttreintje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten