maandag 1 juli 2019

Brandweer


`Taatuu taatuu!` Jelle rijdt met zijn brandweerauto door de kamer. Met hoge snelheid komt hij de bocht om. ´Waar is de brand?’ vraagt Job. Jelle kijkt om zich heen. ‘Daar! Bij de open haard,’ roept hij, ‘snel eropaf!’  Jelle scheurt met zijn brandweerauto naar de brand. ‘Taatuu taatuu!’ roept hij nu nog harder. Vlak voor de open haard staat een lange file. De autootjes van Job staan keurig in een rij. ‘Stop!’ roept Job. ‘Kijk uit voor mijn auto’s!’ De brandweerauto stopt, hij kan niet verder. ‘Zo kan ik de brand niet blussen,’ zegt Jelle beteuterd. Job kijkt naar de grote rode brandweerauto. ‘Je kan de ladder toch gebruiken,’ stelt hij voor. Job trekt de ladder van de brandweerauto zo ver mogelijk uit, maar de ladder is niet lang genoeg. ‘De brand is veel te ver weg,’ zegt Jelle, ‘Hoe kan ik de brand nou blussen?’

Job en Jelle denken even na. ‘Ik weet het,’ zegt Jelle, ‘Mijn brandweerauto kan over de auto’s vliegen!’ Hij wil zijn brandweerauto al optillen maar Job houdt hem tegen. ‘Vliegende brandweerauto’s bestaan niet,’ zegt Job. ‘Ik rij mijn auto’s wel weg. Het is toch veel te gevaarlijk zo dicht bij de brand.’ Job pakt het voorste autootje en rijdt hem naar de andere kant van de kamer. Dan komt hij  terug voor de volgende auto. Jelle helpt mee. Eén voor één rijden ze de auto’s weg. Na een tijdje is de file verplaatst en kan de brandweer de brand blussen.

De auto’s van Job zijn niet meer in gevaar voor de brand. Op veilige afstand staan ze netjes in een rij. Jelle is druk bezig met het blussen van het vuur. Job wil ook wel iets spannends doen, maar hij heeft geen brandweerauto. Dan bedenkt hij iets! ‘Dit is een racebaan,’ zegt Job, ‘Vandaag is de superspannende racewedstrijd.’ Job pakt het voorste autootje. Geconcentreerd rijdt hij het autootje naar de start. ‘Klaar voor de start….. AF!’ roept Job en hij laat het autootje door de kamer racen. ‘Die kwam ver!’ juicht Job. Dan pakt hij het volgende autootje. Die auto komt net iets verder en ligt nu op kop. Bij de start staat alweer een auto.  Maar ondertussen is Jelle klaar met het blussen van de brand. Het vuur is uit en de ladder is binnen gehaald. Rustig en zonder sirene rijdt de brandweerauto verder. Jelle heeft niet door dat de kamer is veranderd in een racebaan. Precies op het moment dat de brandweerauto midden op de racebaan staat komt er een auto aan gevlogen. ‘Pas op!’ roept Job maar het is al te laat. Met een vaart rijdt het autootje tegen de brandweerauto aan. Het autootjes vliegt door de lucht en komt op ondersteboven op de grond terecht.

Van schrik slaat Jelle zijn handen voor zijn ogen. ‘Jelle, wat doe je nou?’ vraagt Job. ‘Je bent de brandweer! Je moet de raceauto helpen.` Jelle wist niet dat de brandweer veel meer doet dan branden blussen, ze helpen iedereen in nood. Snel pakt Jelle de brandweerauto en rijdt naar de raceauto. ´Taatuu Taatuu!.´ Met een gek stemmetje roept Job: ‘Help! Ik ben over de kop gevlogen.’ Jelle kijkt verbaasd. ‘Kan een auto wel vliegen?’ Job knikt. ‘Alleen als je echt heel erg hard gaat.’ Voorzichtig zet Jelle de racewagen weer op zijn wielen en denkt: Gelukkig heb ik een brandweerauto, racen is veel te gevaarlijk.’ 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten