Er is een papegaai in huis. ‘Mag ik buiten spelen?’ vraagt
Job. ‘Mag ik buiten spelen?’ vraagt de papegaai. ‘Praat me niet na!’ zegt Job.
‘Praat me niet na!’ zegt de papegaai.
Job vindt de papegaai stom.
‘Stommerd,’ zegt Job boos. ‘Stommerd,’ zegt de papegaai.
‘Nee, jij bent een stommerd!’ zegt Job. ‘Nee, jij bent een stommerd!’ zegt de
papegaai. Job wordt nu echt boos en zegt: ‘Jij bent een stomme papegaai!’
‘Zullen we deze papegaai dan maar naar de dierenwinkel
brengen?’ vraagt mama. Mama tilt Jelle op en vliegt met hem door de kamer. Er is geen echte papegaai in huis. Jelle is
de papegaai. Want Jelle praat iedereen na.
‘Ja!’ roept Job, ‘breng Jelle maar naar de dierenwinkel.’
‘Ik denk dat de dierenwinkel dit papegaaitje niet wil hebben,’ zegt mama, ‘dit
papegaaitje zegt veel te veel lelijke woorden.’ En dat is waar. Job leert Jelle
allemaal lelijke woorden. ‘Zeg eens poep!’ zegt Job tegen zijn broertje.
‘Poep!’ zegt Jelle. En daar moeten de jongens heel hard om lachen. Job vindt
een papegaai best grappig.
Mama vindt poep geen grappig woord. En in de dierenwinkel
willen ze geen papegaai die poep roept. ‘Maar als we dit papegaaitje lieve
woordjes leren, dan kunnen we hem naar de dierenwinkel brengen,’ zegt mama. Dat
vindt Job een goed idee.
‘Ik vind je lief,’ zegt Job. ‘Ik vind je lief,’ zegt de
papegaai. ‘Ik vind je heel lief,’ zegt Job. ‘Ik vind je heel lief,’ zegt de
papegaai. Job vindt de papegaai niet meer
stom en zegt: ‘Jij bent een lief papegaaitje.’
‘Zullen we dit lieve papegaaitje dan toch maar houden?’
vraagt mama. Job knikt. ‘Je wilde Jelle toch niet echt naar de dierenwinkel
brengen?’ vraagt Job. ‘Natuurlijk niet, gekkie!’ zegt mama. ‘Gekkie!’ roept
Jelle blij. Het papegaaitje heeft weer woord geleerd.
‘Mag ik nu buiten spelen?’ vraagt Job. ‘Mag ik nu buiten
spelen?’ vraagt Jelle. Dat mag. Job rent naar buiten. En Jelle rent er als een
hondje achteraan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten