Job en Jelle liggen in bed. Buiten is het donker. De wind loeit om
het huis en de regen klettert tegen de ramen. Job wordt er wakker van. Hij
trekt de dekens tot over zijn neus. Over het randje gluurt hij naar het
raam. Zag hij daar iets bewegen? Ja! Nu
ziet hij het weer! Een donkere schaduw glijdt over de muur. ‘Een spook!’ gilt
Job. Hij springt uit bed en rent zijn kamer uit.
Op de gang hoort hij Jelle huilen. Beneden staat de televisie aan.
Papa en mama horen Jelle niet. De wind en de regen maken zoveel lawaai. Job
loopt naar de kamer van Jelle. ‘Jelle, wat is er?’ vraagt Job. ‘Ik ben bang!’
huilt Jelle. ‘Mag ik bij jou?’ Job denkt aan het spook, hij kan niet terug naar
zijn kamer. ‘Ik kom wel bij jou,’ zegt Job en hij kruipt bij Jelle in zijn
bedje. ‘Ik hoor spoken,’ fluistert Jelle. ‘Zitten ze onder mijn bed?’ Job durft
niet onder het bed te kijken. ‘Ik weet het niet,’ fluistert Job. Job en Jelle
kruipen dicht tegen elkaar aan. Gespannen kijken ze naar de donkere kamer en ze
luisteren naar de enge geluiden. Ineens horen ze een deur kraken. ‘Is daar
iemand?’ vraagt Job met trillende stem. De slaapkamerdeur gaat langzaam open.
Job en Jelle gillen van schrik en duiken weg onder de dekens.
Weggekropen
onder de dekens horen de broertje voetstappen dichterbij komen. Dan stoppen de
voetstappen naast het bedje. Job en Jelle houden zich muisstil. Maar de dekens
worden langzaam weg getrokken. ‘Hebben jullie je verstopt?’ vraagt een bekende
stem. ‘Mama!’ roepen de broertjes opgelucht.
Jelle springt in de armen van mama en snikt: ‘We zijn zo bang.’ En Job
roept: ‘Er zit een spook in mijn kamer!’ ‘Een spook?’ vraagt mama. ‘Spoken
bestaan toch niet!’ Maar Job weet heel zeker dat er een spook in zijn kamer
zit. ‘Ik zag een schaduw bij het raam,’ vertelt Job.
Mama loopt naar de slaapkamer van Job. Jelle is weggedoken in haar
armen en Job verschuilt zich achter haar been. Mama doet het licht aan. Er is
geen spook in de kamer. ‘Ik denk dat hij achter het gordijn zit,’ fluistert
Job. Mama trekt de gordijnen open. Job
schrikt. ‘Daar is de schaduw!’ Mama kijkt naar buiten. Voor het raam staat een
grote boom. Door de harde wind zwiepen de takken wild heen en weer. ‘Dat is
geen spook,’ zegt mama. ‘Het is de schaduw van de boom. Spoken bestaan echt
niet.’
Dan moeten Job en Jelle weer gaan slapen. ‘Ben jij nog bang?’
vraagt Jelle. Job schudt zijn hoofd. ‘Mag ik dan bij jou in bed?’ ‘Ben jij dan
nog bang, Jelle?’ vraagt mama. Jelle schudt ook zijn hoofd. ‘Maar ik wil wel
bij Job slapen.’ Mama lacht: ‘Je bent een spookje.’ En Job roept: ‘Ik wist wel
dat er een spook in mijn kamer zat!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten