‘Jelle! Wacht!’ roept Job. Hij rent achter zijn broertje
aan. Net voordat Jelle de tuin uit wil lopen pakt Job zijn arm vast. ‘Je mag de
tuin niet uit,’ zegt Job streng. Jelle is het daar niet mee eens. ‘Ik kan best
zelf naar de speeltuin,’ protesteert Jelle. ‘Ik kijk toch goed uit!’ Job laat
de arm van Jelle los en pakt zijn hand vast. ‘Je bent veel te klein om alleen
te gaan. Ik let wel op je,’ zegt Job. Hand in hand lopen de broertjes over de
stoep.
Dan komen ze bij de grote weg. Wat nu? Job en Jelle mogen deze
weg niet oversteken. Maar de speeltuin is aan de andere kant. Voor het zebrapad
blijven de broertjes staan. Een auto komt aanrijden en stopt keurig voor het zebrapad.
De mevrouw in de auto wuift met haar hand. Dat betekent dat ze mogen
oversteken. Maar Job schudt zijn hoofd en houdt zijn broertje stevig vast. Van mama mogen ze niet alleen de straat over.
Gelukkig komt mama er al aan. ‘Wat goed dat jullie op mij wachten,’ zegt mama.
‘Nu kunnen we oversteken!’ Vriendelijk
steekt mama haar hand op naar de mevrouw in de auto. Dan lopen ze het zebrapad
over en gaan naar de speeltuin.
In de speeltuin willen Job en Jelle eerst schommelen. Job kan
het al zelf, hij gaat heel hoog. Jelle ligt met zijn buik op de schommel en
draait rondjes. Dan trekt hij zijn benen op en de schommel draait hem in het
rond. ‘Kijk eens wat ik kan!’ roept Jelle. ‘Dat is toch geen schommelen,’ zegt
Job. ‘Ik help je wel.’ Hij springt van de schommel af om Jelle te helpen. Het
lukt Job niet om Jelle op de schommel te tillen. Jelle is te zwaar voor Job. Maar niet voor mama. Mama zet Jelle op de
schommel en Job duwt hem. ‘Hou je goed vast,’ zegt Job. ‘Dit is best eng voor
jou.’ Maar Jelle roept: ‘Harder! Ik durf nog veel hoger!’ Jelle vindt
schommelen helemaal niet eng.
Na het schommelen gaan ze naar de hoge glijbaan. Job helpt
zijn broertje op de gevaarlijke trap en samen glijden ze naar beneden. ‘Joehoe!’
roept Jelle enthousiast. ‘Dit kan ik wel alleen!’ Jelle klimt de trap op en
roetsjt de glijbaan af. Ojee! Dat gaat veel te hard. Jelle komt met zijn billen
op de grond terecht. ‘Heb je je pijn gedaan?’ vraagt Job. Maar Jelle staat lachend
op en loopt weer naar het trappetje. ‘Jelle, doe voorzichtig!’ roept Job. Hij
wil achter zijn broertje aangaan maar mama houdt hem tegen. ‘Laat Jelle het
maar zelf proberen,’ zegt mama. ‘Zullen wij hem onderaan de glijbaan opvangen?
Dan valt hij niet zo hard op zijn billen.’ Job knikt. Hij gaat onderaan de
glijbaan staan en roept: ‘Kom maar Jelle! Ik vang je wel!’
Job is al groot en is hij is heel erg goed in het helpen van
zijn kleine broertje. Maar als Job op de evenwichtsbalk staat kan hij zelf ook
wel wat hulp gebruiken. Voorzichtig schuift hij over de balk en denkt: Wat is
dit moeilijk! Bijna valt Job eraf. Hij zwaait wild met zijn armen in het rond. Dan
staat Jelle naast hem. Jelle pakt de arm van zijn grote broer vast en zegt: ‘Ik
help je wel!’ Met de hulp van Jelle loopt Job trots over de balk. ‘‘Ik wilde
net een handje komen helpen!’ zegt mama. Maar de broertjes roepen in koor: ‘Dit
kunnen we al helemaal alleen!’ Mama
lacht: ‘Niet helemaal alleen, maar samen lukt het wel!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten