Hé! Wat is dat? Job zit in een grote doos. Midden in de
woonkamer. ‘Mag ik ook in de doos?’ vraagt Jelle. ‘Dat kan niet,’ antwoordt
Job. Jelle kijkt beteuterd naar de grote doos. Hij past er makkelijk bij. ‘Het
is helemaal geen doos,’ legt Job uit, ‘Dit is mijn piratenboot! Ik ben op weg
naar het pirateneiland. Kom je mee?’ Jelle schudt zijn hoofd. Hij wil heel
graag samen met Job in de grote doos, maar een piratenboot en een pirateneiland
is veel te spannend. ‘Ik durf niet in een piratenboot,’ zegt Jelle. ‘Je hoeft
niet bang te zijn voor piraten,’ stelt Job zijn broertje gerust, ‘Je bent toch
al een grote jongen!’ Jelle knikt en klimt heel dapper in de piratenboot.
‘Houd je goed vast!’ zegt Job. ‘We varen de grote oceaan
over.’ Dan roept Jelle: ‘Aap moet ook mee!’ Jelle staat op om Aap te gaan
halen. Net als hij uit de doos wil stappen pakt Job hem stevig vast. ‘Pas op,
zo val je in het water.’ Jelle probeert zich los rukken en gilt: ‘Ik wil naar
Aap!’ Job laat zijn broertje niet los. Mama komt snel de kamer in. ‘Jongens wat
is er aan de hand?’ vraagt mama. Job laat zijn broertje van schrik los en
roept: ‘Mama, stop! Je loopt bijna in het water.’ Nog net op tijd staat mama
stil.
‘Jelle wil uit de boot maar we varen midden op de oceaan,’
legt Job uit. Jelle snikt: ‘Aap moet ook mee naar pirateneiland.’
‘Dan varen jullie toch even terug om Aap te halen,’ stelt mama voor. En dat doen ze. Job draait zich om en vaart terug. ‘Schip Ahoy, land in zicht!’ roept Job. Dan mag Jelle uitstappen. Hij pakt zijn aap en neemt hem mee naar de doos. De doos is groot genoeg voor Job, Jelle en Aap.
‘Dan varen jullie toch even terug om Aap te halen,’ stelt mama voor. En dat doen ze. Job draait zich om en vaart terug. ‘Schip Ahoy, land in zicht!’ roept Job. Dan mag Jelle uitstappen. Hij pakt zijn aap en neemt hem mee naar de doos. De doos is groot genoeg voor Job, Jelle en Aap.
‘Mag ik ook in jullie piratenschip,’ vraagt mama. ‘Ik wil
dat pirateneiland van jullie ook wel zien.’ Jelle vindt het een goed idee. Hij
schuift zo dicht mogelijk tegen Job aan om plaats te maken voor mama. ‘Mama, dat
kan niet!’ zegt Job. ‘Ben ik te groot voor jullie piratenboot?’ vraagt mama.
‘Nee hoor,’ antwoordt Job. ‘Het kan niet, want er is geen piratenboot. Dit is
een vissersboot. Jelle is toch te klein voor een piratenboot.’
‘Ik ben niet klein,’ protesteert Jelle. ‘Een piratenboot is heel gevaarlijk, daar is het altijd vechten. We kunnen beter vissen gaan vangen,’ zegt Job. ‘Ja, vissen vangen!’ juicht Jelle. ‘Ga je ook mee, mama?’ De broertjes kijken vragend naar mama. ‘Gaan jullie maar vissen, dan ga ik verder met eten koken,’ antwoordt mama. Job en Jelle varen weg. Job doet net of hij een hengel heeft en gooit de dobber het water in. Jelle doet zijn broer na. Ze wachten rustig tot er een vis hapt.
‘Ik ben niet klein,’ protesteert Jelle. ‘Een piratenboot is heel gevaarlijk, daar is het altijd vechten. We kunnen beter vissen gaan vangen,’ zegt Job. ‘Ja, vissen vangen!’ juicht Jelle. ‘Ga je ook mee, mama?’ De broertjes kijken vragend naar mama. ‘Gaan jullie maar vissen, dan ga ik verder met eten koken,’ antwoordt mama. Job en Jelle varen weg. Job doet net of hij een hengel heeft en gooit de dobber het water in. Jelle doet zijn broer na. Ze wachten rustig tot er een vis hapt.
Mama loopt terug naar de keuken en zegt: ‘Wat fijn dat
jullie geen piraten meer zijn maar vissers. Vissers vechten niet én
ik heb wel trek in een visje!'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten