donderdag 11 april 2019

Ruzie


Job heeft een winkeltje. Het is net een echte winkel, met een kassa en plankjes. Hij verkoopt van alles:  limonade, cola, brood, groenten, fruit, ijs en pizza. ‘Jelle, wil je wat drinken?’ vraagt Job. Daar heeft Jelle wel trek in. ‘Wat heb je voor drinken?’ vraagt Jelle. Job pakt twee bekertjes en antwoordt: ‘Limonade en cola.’ ‘Ik mag geen cola,’ zegt Jelle beteuterd. ‘Maar het is nep-cola,’ legt Job uit. ‘Dat mag je wel.’ ‘Echt waar?’ vraagt Jelle. ‘Dan wil ik cola!’ Job geeft een bekertje aan Jelle en zegt:  ‘Dat kost vijf euro.’ Jelle kijkt weer beteuterd. ‘Ik heb geen vijf euro.’ ‘Nee, mallerd! Je moet ook voor nep betalen,’ zegt Job. ‘Kijk je hebt geld in je hand, geef dat maar aan mij.’ Job pakt het lege handje van Jelle en doet alsof hij er geld uit pakt.


Dan krijgt Jelle het bekertje. ‘Drink maar op,’ zegt Job. Jelle ziet dat de beker leeg is. Maar nu snapt hij dat het niet echt is. Jelle doet net alsof hij de beker leeg drinkt. ‘Niet zo snel,’ waarschuwt Job. ‘Cola prikt in je buik!’ Jelle trekt een vies gezicht en zegt: ‘Bah! Ik lust geen prik.’ Job lacht, hij vindt het grappig dat zijn broertje het spel nu ook meespeelt. ‘Ik heb ook honger,’ zegt Jelle. ‘Wil je pizza?’ vraagt Job. Dat lust Jelle wel. Job zet de pizza op de toonbank. Job zoekt de pizzasnijder om de pizza in stukje te snijden. Maar Jelle pakt de hele pizza. ‘Jelle, zet de pizza terug,’ roept Job boos. Job wil de pizza van Jelle afpakken. Jelle laat niet los en gilt:  ‘Ik mag toch pizza!’ ‘Een hele pizza is veel te veel,’ schreeuwt Job. De broertjes trekken aan de pizza. Dan gaat het mis. Jelle laat de pizza los. Job valt op zijn billen en de stukken pizza vliegen door de lucht. ‘Kijk nou wat je doet!’ Job is boos en Jelle huilt van schrik.


Mama komt de winkel binnen en vraagt: ‘Wat is hier aan de hand?’ ‘Jelle pakt mijn pizza af,’ gilt Job. En Jelle snikt: ‘Job is nooit meer mijn vriend.’ ‘Ik ben ook niet je vriend,’ zegt Job boos. ‘Ik ben je broer.’  Mama zegt: ‘Jullie waren zo lief aan het spelen, als echte vrienden. Vrienden en broertjes maken ook ruzie, dat is helemaal niet erg. Vertel eens wat er is gebeurd.’ Job antwoordt: ‘Jelle pakte de hele pizza maar ik verkoop alleen maar stukjes.’  Jelle snikt: ‘Ik heb zo’n honger.’ Mama kijkt naar alle stukjes pizza op de grond. ‘Heb je zo’n grote honger dat je de hele pizza op kan eten?’ vraagt mama verbaasd. Jelle knikt. ‘Ik denk dat Job gelijk heeft, een hele pizza is veel te groot. Zullen we eerst maar een stukje bestellen?’ Weer knikt Jelle en hij veegt zijn tranen weg. Job zoekt  alle stukjes pizza bij elkaar en legt de hele pizza op de toonbank. Mama koopt twee stukjes pizza bij Job. Een stukje voor Jelle en een stukje voor mama. ‘Gelukkig heb jij niet de hele pizza opgegeten,’ zegt mama tegen Jelle. ‘Ik heb ook wel trek.’ ‘En Aap ook!’ roept Jelle. Jelle koopt nog een stukje pizza voor Aap.


Job snijdt de pizza en geeft iedereen een stukje. Zelf neemt hij ook een stuk. Job is niet meer boos en Jelle is niet meer verdrietig. ‘Ben je weer mijn vriend?’ vraagt Jelle. ‘Ik ben je vriend én je broer,’ lacht Job. Mama is blij dat de broertjes weer vrienden zijn. Tevreden zet ze haar tanden in de pizza. Au! Dat is hard. Wat een malle mama, ze weet toch wel dat allemaal maar nep is?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten