‘Jongens, kijk nou eens wat ik op zolder heb gevonden!’ roept papa. Hij loopt de trap af en vraagt: ‘Weten jullie wat dit is?’ Job en Jelle kijken aandachtig naar het voorwerp in zijn handen. Het heeft verschillende kleurtjes, een draaiding en oogjes. Maar wat is het? ‘Speelgoed!’ juicht Jelle. Dat ziet Job ook wel, maar hij vindt het maar een gek ding.
‘Dit is speelgoed van vroeger,’ vertelt papa. ‘Vroeger? Toen
opa en oma klein waren?’ vraagt Job nieuwsgierig. Papa knikt. ‘En toen er dinosaurussen
waren?’ vraagt Jelle. Papa lacht. ‘Nee Jelle, de tijd van de dinosaurussen is
veel langer geleden.’ Job wil nu wel weten wat het is. ‘Dit is nou een
ouderwetse draaitelefoon,’ zegt papa, ‘toen opa en oma klein waren had iedereen
zo’n telefoon.’ De broertjes zijn verbaasd, is dat een telefoon?
Job pakt de rode hoorn op. Hij bekijkt hem eens goed en zet
hem dan tegen zijn oor. ‘Hallo oma!’ zegt Job. ‘Jij weet al goed hoe je moet
bellen,’ zegt papa. En Jelle vraagt: ‘Hoor je iets?’ Job schudt zijn hoofd. ‘We
moeten ook eerst het nummer indrukken,’ bedenkt Job. Jelle drukt op de drie
maar er gebeurt niks. Dan slaat hij wild op alle nummers. ‘Deze telefoon is
kapot,’ zegt Jelle teleurgesteld. ‘Rustig maar, ik zal het even voordoen,’ zegt
papa. ‘Kijk, je stopt je vinger in het gaatje van de drie. Dan draai je de
schijf helemaal rond. Als hij niet meer verder kan haal je je vinger er
uit.’ Nu snapt Jelle het. Hij draait de
drie, daarna de vijf, dan de acht. Dat is leuk!
Het draaien van de nummers gaat niet zo snel. Job zit nog
altijd met de hoorn tegen zijn oor te wachten. ‘We kunnen oma beter een
berichtje sturen,’ zucht Job. ‘Waar zit de knop voor de berichtjes?’ Hij
bekijkt de telefoon aan alle kanten. Nergens ziet hij een scherm voor de berichtjes.
Niet aan de onderkant of de achterkant, en ook niet aan de binnenkant van de
hoorn. Job snapt er niks van. ‘Vroeger werd de telefoon alleen gebruikt om te
bellen,’ legt papa uit. ‘Je kan er geen berichtjes mee sturen, geen foto’s mee
maken en geen spelletjes op spelen.’ Dat vinden de broertjes maar saai.
‘Het is wel leuk dat je met deze telefoon kan wandelen,’
zegt Jelle. Hij kijkt naar de wieltjes onder de telefoon. Dan pakt hij het
touwtje en loopt door de kamer met de telefoon achter zich aan. ‘Liepen de
mensen allemaal zo over straat?’ vraagt Job zich af. ‘Nee hoor,’ lacht papa,
‘die wieltjes zitten alleen onder deze speelgoedtelefoon. De echte telefoon zat
vast aan de muur, die kon je niet meenemen.’ ‘Echt? Dat is ook niet handig,’ vindt
Job. ‘Dat was toen heel normaal,’ zegt papa, ’de mensen wisten niet beter.’
Job vindt het maar zielig voor de mensen van vroeger. Een
telefoon zonder berichtjes, foto’s en spelletjes. Echt saai! Jelle vindt de
oude telefoon helemaal niet zo saai. Hij speelt met de draaischijf en vraagt: ‘Kan
ik nu oma van vroeger bellen? Als oma een klein meisje is, dan kunnen we samen
spelen.’ Dat zou leuk zijn! Maar teruggaan naar vroeger, dat kan helaas niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten