Job en Jelle gaan de eendjes voeren. Mama heeft een zak vol met oud brood. Dat
lusten de eendjes wel. Job en Jelle lopen naar de vijver. Alle eendjes klimmen
uit het water en waggelen naar de jongens toe.
Wat maken de eenden veel kabaal. Job pakt een sneetje brood uit de zak
en gooit kleine stukjes naar de eendjes. “Kijk, ze vechten om een stukje brood”
zegt Job. Snel gooit hij nog een stukje. “Niet vechten eendjes, er is genoeg
voor jullie allemaal” stelt Job de eendjes gerust.
Jelle heeft ook een sneetje brood. Net als zijn grote broer
trekt hij er een klein stukje vanaf. “Jelle, wat doe je nu?“ roept Job. Jelle geeft het stukje brood niet aan de
eendjes. Nee, hij stopt het stukje zo in zijn eigen mond. En ook het volgend
stukje, en het volgende stukje. “Dat
brood is oud, dat moet je aan de eendjes geven” zegt Job. Maar Jelle vindt het
oude brood ook lekker. De eendjes kwaken naar Jelle, maar het brood krijgen ze
niet. Job pakt het brood uit de handjes
van Jelle. Jelle moet huilen. Job maakt kleine stukjes van het brood en hij
gooit het op de grond. “Het brood is voor de eendjes” zegt Job streng. En de
eendjes eten al het brood op.
Mama troost Jelle. “kom maar mee naar huis, dan krijg je een
lekkere verse boterham met kaas”. Jelle
veegt zijn tranen weg en zwaait naar de eendjes. Maar de eendjes zijn al weg. Alle eendjes zwemmen in het water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten